Opbouw, doel en situering

Afbeelding
Icoon Natuur wijzigen
Het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) is een selectie van de waardevolste en gevoeligste natuurgebieden in Vlaanderen. Gebieden errond en ertussen, onderdeel van de Natuurverwevings- en Natuurverbindingsgebieden, zorgen voor een buffer tegen nadelige invloeden.

Opbouw VEN en IVON

Het VEN vormt met zijn grote aaneengesloten gebieden de ruggengraat van de natuurlijke structuur in Vlaanderen. Het is het geheel van de mooiste groene plekjes in Vlaanderen waar de natuur extra beschermd wordt en gebruikers en eigenaars bijkomende middelen en mogelijkheden krijgen om mee te bouwen aan een natuur- en mensvriendelijke omgeving. Op die manier wil het VEN de belangrijke natuurkernen veilig stellen in de toekomst. Het VEN bestaat uit Grote Eenheden Natuur (GEN) en Grote Eenheden Natuur in Ontwikkeling (GENO). 

Voor de instandhouding, ondersteuning en versterking van de natuurkernen wordt voorzien in de afbakening van Natuurverwevingsgebieden. Zij vormen als het ware een beschermende jas voor de natuurkernen. Voor de verbinding van de verschillende natuurkernen worden natuurverbindingsgebieden afgebakend. Samen vormen die gebieden het IVON: het Integraal Verwevings- en Ondersteunend Netwerk. In het IVON worden bijkomende kansen gegeven aan planten en dieren. Andere functies zoals landbouw, recreatie, bosbouw, wonen… mogen daarbij niet in het gedrang komen.
 
Afbeelding
Voorstelling opbouw VEN en IVON

VEN = GEN + GENO
GEN = Grote Eenheden Natuur 
GENO = Grote Eenheden Natuur in Ontwikkeling
IVON = NVWG + NVBG
NVWG = Natuurverwevingsgebieden
NVBG = Natuurverbindingsgebieden
 

Doelstellingen VEN

In het VEN staat duurzaam behoud en ontwikkeling van de biodiversiteit op de eerste plaats. Rekening houdend met andere aanwezige functies in het gebied kondigde de Vlaamse overheid in eerste instantie een aantal bewarende maatregelen af om die doelstellingen te bereiken.

Zo zal de Vlaamse overheid in die gebieden werken aan een meer natuurgerichte bosbouw, waarbij een evenwicht wordt nagestreefd tussen enerzijds de ecologische en recreatieve waarde van een bos en anderzijds de economische waarde ervan.

De waterhuishouding wordt bewaard of hersteld in haar natuurlijke staat of afgestemd op natuurelementen met een hoge waarde. Daarvoor wordt er gewerkt aan de verbetering van de waterkwaliteit en -kwantiteit, de structuur van de waterlopen en hun oevers, uiteraard zonder dat dit disproportionele gevolgen heeft voor de gebieden buiten het VEN. De verbetering van de structuur van de waterloop, de aandacht voor natuurlijke overstroming e.d. kunnen bovendien positieve gevolgen hebben op de bescherming tegen wateroverlast in andere gebieden en op de bescherming van de infiltratiegebieden van het grondwater.

Een andere doelstelling is het herstel van het microreliëf en de structuur van het landschap. Veel planten en dieren hebben net die kleine variaties op korte afstanden in het reliëf nodig om te kunnen overleven. Heel wat planten en dieren zijn ook afhankelijk van het landschap. Zo zijn de grote groepen overwinterende ganzen aan de kust afhankelijk van de open polderlandschappen met hun grote oppervlaktes grasland zonder bomen en bossen.

De landbouw is vaak een van de oorzaken van de achteruitgang van de Vlaamse natuur, maar is anderzijds ook een basis waarop natuurwaarden zijn geënt. Zo zijn bijvoorbeeld de akkervogels voor hun voortbestaan afhankelijk van de landbouw. Op akkers vinden zij hun voedsel (zaden en insecten), maar ze worden er ook bedreigd door overmatig pesticidengebruik dat hun voedselaanbod vermindert en schaalvergroting die hun broedplaatsen in de houtkanten en bosjes bedreigt. Het beleid probeert landbouw en natuur- en landschapsbehoud met elkaar te verzoenen.

Tot slot is de vraag naar recreatie in de natuur zeer hoog. Het Vlaamse beleid stemt natuur en (zachte) recreatie en toerisme op elkaar af en laat ze elkaar versterken.
 

Doelstellingen Natuurverwevingsgebied

In natuurverwevingsgebieden kan de natuur duurzaam in stand gehouden worden zonder  zware gevolgen voor andere functies zoals landbouw, bosbouw of recreatie. Deze functies respecteren op hun beurt de bestaande natuurwaarden. In natuurverwevingsgebieden is de natuur dus evenwaardig aan de andere functies. Voorbeelden zijn recreatiebossen, overstromingsgebieden, weidevogelgraslanden en kleinschalige landbouwlandschappen met verspreide, meestal kleinere natuurgebieden.

Vaak sluiten de natuurverwevingsgebieden aan op de gebieden van het VEN. Door hun ligging vormen ze zo een buffer tegen nadelige invloeden van buitenaf voor de belangrijkere en/of kwetsbaardere gebieden van het VEN.
Overheden moeten in natuurverwevingsgebieden de nodige maatregelen nemen om de bestaande natuur te beschermen en te ontwikkelen en de biologische diversiteit te bevorderen door onder meer bij de uitvoering van hun beleid zorg te dragen voor:
  • Het behoud van de kwaliteit van de habitats en de kwantiteit van de natuurwaarden
  • Het behoud van een voor de natuurwaarden gunstige waterhuishouding
  • Het tegengaan van risico van verdroging en van aantasting van reliëf en bodem
  • Het behoud of het herstel van voor de natuur gunstige structuurkenmerken van de waterlopen
     
Het Natuurdecreet stelt expliciet dat de overheid in natuurverwevingsgebied enkel een stimulerend beleid kan voeren. Er wordt geen gebiedsspecifiek beleid met gebods- of verbodsbepalingen gevoerd.
De Vlaamse overheid neemt daarom ten aanzien van de eigenaars en grondgebruikers in een natuurverwevingsgebied stimulerende maatregelen:
  • Ter bevordering van een natuurgerichte bosbouw en ecologisch verantwoorde bebossing
  • Gericht op de bescherming en het beheer van de vegetatie van kleine landschapselementen, de fauna en de flora
  • Gericht op het behoud of het herstel van voor de natuur gunstige structuurkenmerken van de waterlopen
  • Ter bevordering van een verenigbaar recreatief medegebruik
     
De Vlaamse overheid neemt binnen de groengebieden, parkgebieden, buffergebieden en bosgebieden uit de ruimtelijke ordening stimulerende maatregelen. Die maatregelen zijn gericht op het behoud van een voor de natuur gunstige waterhuishouding, het tegengaan van risico van verdroging, het voorkomen van aantasting van reliëf en bodem, uiteraard zonder disproportionele gevolgen voor de overige functies in het gebied.
 

Doelstellingen natuurverbindingsgebied

De natuurverbindingsgebieden worden aangeduid voor de migratie van dieren en zelfs planten tussen de gebieden van het VEN. Vaak zijn ze lijnvormig of strookvormig. Ze bestaan vooral uit een aaneenschakeling van kleine landschapselementen zoals houtkanten en hagen, beken en poelen. Vleermuizen bijvoorbeeld volgen ‘s nachts netwerken van hagen en bomenrijen terwijl ze van hun slaapplaats naar hun jachtterrein vliegen.

Het beleid van de overheid is er dan ook vooral op gericht om die verbindingsfunctie te bewaren en te verbeteren. Via een code van goede natuurpraktijk geeft ze aan wat een correct onderhoud van deze elementen betekent. En met stimulerende maatregelen zorgt ze voor een beter onderhoud, herstel of nieuwe aanleg van die kleine landschaps- en natuurelementen.

De afbakening en invulling van deze natuurverbindingsgebieden is de verantwoordelijkheid van de provincies.
 
Afbeelding
Voorstelling doelstellingen natuurverbindingsgebied

Aanduiding van VEN en IVON

Er zijn twee procedures voor de aanduiding van het VEN en het IVON: een volgens het Natuurdecreet en een volgens de regels van omgevingsbeleid. Na een eerste afbakening van een deel van de gebieden volgens de procedure van het Natuurdecreet in 2003, gebeurt de verdere aanduiding nu steeds via het omgevingsbeleid. 

Het vroegere systeem van gewestplanwijzigingen werd intussen vervangen door ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP). Deze plannen vertrekken steeds vanuit de visie van een ruimtelijk structuurplan, in dit geval het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. Dergelijke RUP kunnen worden opgemaakt door het gewest, de provincie en de gemeente. De afbakening van de gebieden van het VEN, de grote eenheden natuur en grote eenheden natuur in ontwikkeling, en van de natuurverwevingsgebieden zijn echter een gewestelijke bevoegdheid en gebeuren dus enkel via gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen. De natuurverbindingsgebieden zijn een provinciale bevoegdheid.

De Vlaamse Regering heeft beslist dat deze afbakeningen moeten verlopen via een  geïntegreerde benadering waarbij landbouw, natuur en bos gelijktijdig ten opzichte van elkaar worden afgewogen. Dit gebeurt binnen het proces van de Afbakening van de Gewenste Natuurlijke en Agrarische Structuur (AGNAS). In overleg met gemeenten, provincies en belangengroepen is een ruimtelijke visie opgesteld die op hoofdlijnen aangeeft wat de belangrijke structuren zijn: welke aaneengesloten gebieden blijven gevrijwaard voor landbouw, in welke beekvalleien is er ruimte voor natuurontwikkeling, enz. Aan de ruimtelijke visie is een actieprogramma gekoppeld dat de krachtlijnen vastlegt voor een ruimtelijk beleid dat deze visie verder vorm geeft. Voor grotere gebieden zorgt de opmaak van ruimtelijke uitvoeringsplannen voor vastlegging van de bestemmingen op perceelsniveau en wordt GEN of GENO als overdruk aan een aantal bestemmingen toegevoegd. 

Situering

De totale oppervlakte VEN en IVON bedraagt op 1 januari 2021 93.613 ha, respectievelijk 6.991 ha.
Wilt u precies weten waar de aangeduide VEN-gebieden liggen, dan kunt u de kaarten raadplegen via het geoloket. Onder ‘Kaarten en plaatsen’ kiest u ‘Natuur en milieu’ en vervolgens ‘Natuur’. U kunt de definitieve kaarten ook bekijken op het gemeentehuis van de gemeente waar een VEN-gebied ligt of bij de betrokken provincie.