Veel gestelde vragen

Afbeelding
Icoon Natuur wijzigen
Hieronder vindt u een antwoord op al uw mogelijke vragen in verband met tijdelijke natuur.

Wat kost tijdelijke natuur?

Tijdelijke natuur gaat in eerste instantie uit van spontane natuurontwikkeling. Er zijn geen verplichtingen op vlak van beheer (bv. maaien) of inrichting (bv. de aanleg van een poel) van het gebied. Dat neemt niet weg dat het wel een meerwaarde kan betekenen voor de biodiversiteit. Diversere omstandigheden (bv. variaties van nat en droog) bieden meer mogelijkheden voor meer soorten en hebben vaak een landschappelijke meerwaarde.

Aangezien het bosdecreet geen tijdelijke bossen toelaat, wordt wel aangeraden om bosvorming tegen te gaan, dus om minimaal om de paar jaar het terrein te maaien.

De kosten zijn bijgevolg beperkt. De kost van de natuurontwikkeling ligt in elk geval lager dan traditionele groenaanleg. Ook voor een park of tuin moet tenslotte betaald worden, denk aan de kosten voor het ontwerp, de aanleg, het onderhoud…
 

Hoe lang geldt een vergunning voor tijdelijke natuur?

Tijdelijke natuur kan voor maximaal tien jaar worden ingevuld. Dat kan eventueel verlengd worden.
Van deze vergunningstermijn kan gemotiveerd afgeweken worden, zolang er een garantie is op controleerbaarheid. Voor een ontginning kan de vergunningstermijn gekoppeld worden aan de termijn van de omgevingsvergunning.
 

Wat als ik al (beschermde) natuur op mijn terrein heb?

De betrokken terreinen hoeven niet noodzakelijk natuurarme terreinen te zijn. De beschermde natuurwaarden die bij aanvang, vóór het uitreiken van de toestemming voor latere verwijdering van de nieuwe tijdelijke natuur, aanwezig zijn, maken echter geen deel uit van de vergunning voor tijdelijke natuur. Daar moet een aparte vergunning voor worden gevraagd.
In dat opzicht is het eenvoudiger om het concept toe te passen in gevallen waarbij de uitgangssituatie natuurarm is.
 

Kan tijdelijke natuur in het VEN?

In het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) worden geen ontheffingen voor tijdelijke natuur gegeven behalve in het geval van een ontginningsgebied met een natuur-nabestemming .
 

Kan tijdelijke natuur in een SBZ?

Terreinen in speciale beschermingszones (SBZ) worden niet a priori uitgesloten. Zoals hieronder benadrukt is het echter niet mogelijk om tijdelijke natuur in te zetten als instandhoudingsmaatregel voor het realiseren van de instandhoudingsdoelstellingen die zijn vastgesteld voor die SBZ. Het wordt afgeraden om in SBZ tijdelijke natuur te laten ontwikkelen voor soorten waarvoor in die SBZ instandhoudingsdoelstellingen zijn vastgesteld. Het (laten) ontwikkelen van tijdelijke natuur zou dan immers neerkomen op het uitvoeren van een instandhoudingsmaatregel die nodig is om de instandhoudingsdoelstellingen voor die soort te realiseren, wat betekent dat die maatregel ook moet behouden blijven om de gunstige staat van instandhouding voor die soort te bereiken en te behouden. Sowieso ligt het voor de hand dat in dat geval geen afwijking zal worden verleend.

Tijdelijke natuur voor niet-Europees beschermde soorten is wel mogelijk in SBZ. Als het tijdelijke natuurgebied in of nabij een speciale beschermingszone ligt, moet een eventuele vergunning die een betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van een speciale beschermingszone kan veroorzaken, onderworpen worden aan een passende beoordeling wat betreft de betekenisvolle effecten voor de speciale beschermingszone. Zo ook de afwijking voor tijdelijke natuur. De afwijking kan slechts worden toegestaan als het geen betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van de betrokken speciale beschermingszone kan veroorzaken.

Is tijdelijke natuur een mogelijke instandhoudingsmaatregel van Natura 2000?

Het is van belang te benadrukken dat tijdelijke natuur, gelet op het tijdelijke karakter, niet kan worden ingezet als instandhoudingsmaatregel voor het realiseren van de instandhoudingsdoelstellingen voor Europees te beschermen soorten of habitats. Het realiseren van instandhoudingsdoelstellingen vraagt dat de gunstige staat van instandhouding voor de Europees te beschermen soorten en habitats behaald en op een permanente, duurzame wijze behouden blijft. Het creëren van tijdelijke natuur door afzonderlijke initiatiefnemers past daar niet onder.
 

Voor welke soorten wordt een vergunning voor tijdelijke natuur gegeven?

Bij tijdelijke natuur krijgt u toestemming om de natuurelementen (vooral soorten) die bij de start van het project nog niet aanwezig waren te verwijderen. Het kolonisatie- en concurrentievermogen van een soort bepaalt samen met de habitatvoorkeur (onrechtstreeks de abiotische omstandigheden) welke soorten zich zullen vestigen en welke vegetaties zullen ontstaan. Maar als een soort niet in de buurt aanwezig is of er zijn geen routes waarlangs de soort het terrein kan bereiken, kan de soort het terrein ook niet koloniseren.

Het is dan ook moeilijk om op voorhand te voorspellen welke soorten, laat staan welke beschermde soorten uit bijlage 1 van het Soortenbesluit, in het tijdelijke natuurgebied zullen voorkomen. Daarom wordt gewerkt met een vuistregel, waarbij de afwijking wordt toegekend voor:
  1. Alle soorten van categorie 1 (Vlaams beschermde soorten)
  2. Alle soorten van categorie 2 (vogelsoorten)
  3. Voor de volgende soorten van categorie 3 (Europees beschermde soorten):
  • Europese bever
  • Kamsalamander
  • Poelkikker
  • Rugstreeppad
  • Groenknolorchis
     
Voor specifieke locaties kunnen bijkomende soorten worden opgenomen wanneer zinvol. Voor het overgrote deel van de terreinen waar tijdelijke natuur wordt ontwikkeld, is de kans echter erg klein dat er zich een Europees te beschermen soort van bijlage III natuurdecreet zou vestigen. Bovendien kan de kans op vestiging actief worden verkleind aan de hand van het soort natuurwaarden dat men ontwikkelt of laat ontwikkelen op de betrokken terreinen.
 

Voor welke vegetaties wordt een vergunning voor tijdelijke natuur gegeven?

Het is wat vegetaties betreft even goed moeilijk te voorspellen welke bijkomend zullen verschijnen in het gebied waarvoor de afwijking in het kader van de tijdelijke natuur wordt aangevraagd. Daarom wordt een afwijking toegekend voor alle relevante types beschermde vegetaties vermeld in artikel 7 van het Natuurbesluit die kunnen ontstaan. Het gaat meer bepaald om de volgende beschermde vegetaties:
  1. Historisch permanente graslanden (voor zover gelegen in gebieden waarvoor deze omzendbrief van toepassing is)
  2. Vennen en heiden
  3. Moerassen en waterrijke gebieden
  4. Duinvegetaties
     
In het geval het voorgestelde tijdelijke natuurterrein in een grote eenheid natuur in ontwikkeling (VEN) ligt, wordt een ontheffing gegeven voor alle vegetaties.

Het aanleggen of laten ontwikkelen van bos in het kader van tijdelijke natuur wordt afgeraden, omdat dat bijkomende verplichtingen oplevert die niet via deze weg kunnen worden opgevangen en die dus een bijkomende administratieve last opleveren.
 

Kan voor een bosvegetatie een vergunning worden gegeven?

Het verwijderen van bos met het oog op het geven van een andere bestemming dan bos aan die grond betreft een ontbossing, ook in geval van tijdelijke natuur. Een dergelijke ontbossing kan alleen met een omgevingsvergunning worden uitgevoerd, al dan niet na een voorafgaandelijke ontheffing van het ontbossingsverbod. Een ontbossing zal bovendien ook gecompenseerd moeten worden, hetzij financieel hetzij in natura.