Wat?
Ten opzichte van beschermde diersoorten is het verboden om:
- deze opzettelijk te doden (art.10, §1, 1°), opzettelijk te vangen (art.10, §1, 2°), betekenisvol te verstoren (art.10, §1, 3°)
- dood of levend onder zich te houden, te ruilen, te verkopen, te verhandelen, te vervoeren (art.12)
- nesten van beschermde vogelsoorten opzettelijk te vernielen, te beschadigen of weg te nemen (art.14)
- rust- of voortplantingsplaatsen van beschermde diersoorten opzettelijk te vernielen, te beschadigen of weg te nemen (art.14). Ten aanzien van habitatrichtlijnsoorten zoals vleermuizen, bever, wolf... zijn ook onopzettelijke acties verboden
- voor het doden of vangen van dieren gebruik te maken van bepaalde middelen die opgelijst staan in bijlage 2 van het Soortenbesluit (art.16)
- het opzettelijk introduceren in het wild (ook niet-beschermde soorten, art.17)
- deze opzettelijk te plukken of te verzamelen, af te snijden, te ontwortelen, te vernielen of te verplanten (art.10, §2)
- dood of levend onder zich te houden, te ruilen, te verkopen, te verhandelen, te vervoeren (art.12)
- het opzettelijk introduceren in het wild (ook niet-beschermde soorten, art.17)
Juridische achtergrond
Wat betekent betekenisvol verstoren?
Wanneer zijn nesten beschermd?
De meeste vogelsoorten maken jaarlijks een nieuw nest. Bepaalde soorten zijn echter sterk gebonden aan een vaste nestlocatie zoals zwaluwen, ooievaars, uilen, roeken, valken, reigers en bepaalde holenbroeders zoals spechten.
Wat zijn rust- of voortplantingsplaatsen?
Wat het begrip ‘rustplaats’ betreft, bestaan er geen specifieke definities. Het Europese Hof van Justitie stelt dat het doel van de term in de Habitatrichtlijn is om de belangrijkste delen van het habitat van beschermde soorten te verzekeren, zodat zij in essentiële voorwaarden verkeren om onder meer te rusten.
- Lees meer
-
Rustplaatsen
In de EU-guidance wordt ook gesteld dat het begrip rustplaats ruim geïnterpreteerd moet worden. Ook rustplaatsen die niet meer ingenomen worden maar waarheen de soort nog wel kan terugkeren, zijn beschermd. Men moet dus bij niet-bewoonde rust- en voortplantingsplaatsen rekening houden met de kans op terugkeer en herkolonisatie. Rustplaatsen kunnen ook verschillen doorheen het seizoen. Vleermuizen kunnen bijvoorbeeld andere rustplaatsen gebruiken voor hun winterslaap dan voor hun zomerrustplaatsen.
EU-guidance: “Rustplaatsen worden gedefinieerd als voor het bestaan van een dier of groep van dieren essentiële zones wanneer ze niet-actief zijn. Voor soorten met een sessiele fase wordt een rustplaats gedefinieerd als de vasthechtingsplaats. Rustplaatsen omvatten structuren die door dieren zijn aangelegd om als rustplaats te dienen, zoals roestplaatsen, holen of schuilplaatsen. Rustplaatsen die regelmatig worden gebruikt, zowel tijdens als om het jaar, moeten worden beschermd, zelfs wanneer zij niet bezet zijn.”
Rustplaatsen die essentieel zijn voor de overleving kunnen een of meer structuren en habitatkenmerken omvatten die nodig zijn:- voor thermoregulerend gedrag, bv. Lacerta agilis (zandhagedis)
- om te rusten, te slapen of te recupereren, bv. roestplaats van Nyctalus leisleri (bosvleermuis)
- om te schuilen, voor bescherming of als toevluchtsoord, bv. holen van bever
- voor de winterslaap, bv. slaapplekken van vleermuizen en schuilplaatsen van Muscardinus avellanarius (hazelmuis)
- Lees meer
-
Voortplantingsplaatsen – ecologische functionaliteit
Ook de EU-guidance stelt dat de ‘voortplantingsplaats’ zich uitstrekt tot alle gebieden, noodzakelijk om de betreffende diersoort in staat te stellen zich met succes voort te planten. De Raad voor Vergunningsbetwisting hanteert hier de term ‘ecologische functionaliteit’ van een rust- of voortplantingsplaats. Vleermuizen maken bijvoorbeeld nooit gebruik van 1 rustplaats maar steeds van een netwerk aan voortplantingsplaatsen waartussen ze geregeld wisselen om de kans op predatie en ziekten te verminderen. Wanneer aangetoond kan worden dat het wegnemen van 1 geschikt hol de ecologische functionaliteit niet in gevaar brengt, omdat er in het gebied nog voldoende alternatieven aanwezig zijn, kan gesteld worden dat de ecologische functionaliteit hier niet wordt aangetast . Indien dit niet gegarandeerd kan worden, is een afwijking op het Soortenbesluit noodzakelijk.
Tot slot stelt de EU-guidance dat rekening dient gehouden te worden met het feit dat ook een beperkte beschadiging die op zich geen impact heeft op de soort maar in combinatie met andere vergelijkbare beschadigingen op lange termijn wel een impact kan hebben, ook gevat is door de verboden uit de Habitatrichtlijn en bijgevolg aan artikel 14 van het Soortenbesluit. Aangezien artikel 14 geen schadedrempel omvat, kan ook tijdelijke schade relevant zijn.
EU-guidance: “Onder voortplanting wordt hier verstaan de paring, de geboorte (met inbegrip van het leggen van eieren) of het produceren van nageslacht wanneer de voortplanting ongeslachtelijk is. Een voortplantingsplaats wordt hier gedefinieerd als de gebieden die nodig zijn om te paren en te jongen, en omvat ook de directe omgeving van de nest- of werpplaats wanneer het nageslacht afhankelijk is van die plaats. Voor sommige soorten omvat een voortplantingsplaats ook de bijbehorende structuren die nodig zijn om hun territorium te bepalen en te verdedigen. Voor soorten die zich aseksueel voortplanten, wordt een voortplantingsplaats gedefinieerd als het gebied dat nodig is om nageslacht te produceren. Voortplantingsplaatsen die regelmatig worden gebruikt, zowel tijdens als om het jaar, moeten worden beschermd, zelfs wanneer zij niet bezet zijn.”
De voortplantingsplaats kan dus gebieden omvatten die nodig zijn voor:- baltsgedrag
- paring
- de bouw van het nest of de keuze van de plaats om eieren te leggen of jongen te werpen
- het werpen van jongen, het leggen van eieren of het produceren van nageslacht wanneer de voortplanting ongeslachtelijk is
- de eierontwikkeling en het uitkomen van eieren
- nest- of werpplaatsen, wanneer zij bezet worden door jongen die van die plaats afhankelijk zijn
- ruimere habitats die de voortplanting succesvol maken, met inbegrip van voedselgebieden
Wanneer spreken we van ‘opzettelijk’?
Welke soorten zijn beschermd?
- alle vogelsoorten die in Europa als inheems worden beschouwd
- alle vleermuizen
- alle amfibieën en reptielen
- alle orchideeën
- alle marterachtigen
- alle libellen
- habitatrichtlijnsoorten zoals wolf, bever, lynx, otter...
- verschillende zeldzame vlindersoorten
- een beperkte lijst insecten- en plantensoorten
Wanneer van toepassing?
De soortentoets en omgevingsvergunningen
Veel voorkomende situaties waarbij er wel conflicten mogelijk zijn:
- kappen van bomen of struiken: nesten vogels of rust- en voortplantingsplaatsen vleermuizen
- dempen van poelen: amfibieën
- afbraak oude gebouwen: rust- en voortplantingsplaatsen vleermuizen
- windturbines: vogels en vleermuizen
- inname pioniersvegetaties: amfibieën en orchideeën
- …
Hoe begin ik aan een soortentoets?
- Welke natuurwaarden komen voor binnen mijn projectgebied?
- Zullen er natuurwaarden verdwijnen door mijn initiatief?
- Komen binnen die natuurwaarden beschermde soorten voor?
- Komen er beschermde soorten voor die gebruik maken van een gebouw of constructie?
- Is voldoende duidelijk/gekend of er beschermde soorten voorkomen?
Voor grote projecten of initiatieven wordt verwezen naar dit stroomschema.
Stap 2: Inventariseren
Indien een risico op schade aan beschermde soorten reëel is en de initiatiefnemer beschikt over onvoldoende kennis over het voorkomen van deze soorten binnen zijn projectgebied kan ook gespecialiseerde hulp worden ingeschakeld. Stap 3: Toetsing aan verboden per soort
Soort 1 | Soort 2 | Soort x... | |
Art.10, §1, 1°: doden | |||
Art.10, §1, 2°: vangen | |||
Art.10, §1, 3°: betekenisvol verstoren | |||
Art.14: nesten of broedplaatsen | |||
Art.14: rustplaatsen |
Stap 4: Schadevoorkomende maatregelen
Indien uit de toetsing blijkt dat er beschermde soorten getroffen worden door het initiatief kan worden nagedacht hoe het project eventueel anders kan worden uitgevoerd zodat er geen conflict met het Soortenbesluit optreedt. Dit is uiteraard steeds de meest wenselijke situatie. Ook dit dient per verbod en per soort te worden bekeken cfr. stap 3.
Stap 5: Aanvraag afwijking
Indien uit voorgaande stappen blijkt dat schade aan beschermde soorten niet vermeden kan worden dan moet er een afwijking worden aangevraagd. Dergelijke aanvraag wordt bij voorkeur geïntegreerd in de vergunningsaanvraag. Een aanvraag kan ook afzonderlijk worden ingediend via het digitale loket van Natuur en Bos. Een aanvraag kan ingewilligd worden indien aan een van volgende voorwaarden is voldaan:
- Een van de redenen is van toepassing zoals vermeld in artikel 20 §1 van het Soortenbesluit:
- in het belang van de volksgezondheid of de openbare veiligheid
- in het kader van dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale en economische aard, en voor het milieu gunstige effecten
- in het belang van de veiligheid van het luchtverkeer
- ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen, vee, bossen, visserij of wateren of aan andere goederen in eigendom of gebruik
- ter bescherming van de wilde fauna of flora, of ter instandhouding van de natuurlijke habitats
- voor doeleinden in verband met onderzoek of onderwijs, repopulatie of herintroductie, alsook voor de daartoe benodigde kweek
- om het onder strikt gecontroleerde omstandigheden mogelijk te maken op selectieve wijze en binnen bepaalde grenzen een beperkt en vastgesteld aantal van bepaalde specimens te vangen, te plukken of in bezit te hebben
- Er geen andere (minder schadelijke) bevredigende oplossing bestaat (art.20 §4)
- De afwijking geen afbreuk doet aan het streefdoel om de populaties van de soort in kwestie in een gunstige staat van instandhouding te laten voortbestaan, op lokaal niveau of op Vlaams niveau (art.20 §4)