Erkenning als natuurreservaat

Afbeelding
Icoon natuurbeheerplannen

Een terrein van type vier is een terrein van type drie met een goedgekeurd natuurbeheerplan dat tevens erkend is als natuurreservaat. Deze erkenning vestigt een erfdienstbaarheid tot algemeen nut op het terrein, meer bepaald een publiekrechtelijke erfdienstbaarheid van duurzaam gebruik en langdurig beheer van het terrein als natuurreservaat. Er gelden wel specifieke verbodsbepalingen.

Voorwaarden erkenning als natuurreservaat

Voorwaarden voor natuurwaarden en gepland beheer
Om erkend te worden als natuurreservaat moet een terrein aan de volgende voorwaarden voldoen:
  • Het terrein voldoet aan het toetsingskader voor de Vlaamse natuurreservaten (pdf - 500 kB). Het terrein moet zich kunnen ontwikkelen om een belangrijke bijdrage te leveren op een van de volgende vlakken:
    • Op het vlak van habitats, populaties van inheemse dier- en plantensoorten en ecosystemen
    • Op het vlak van mozaïeklandschappen en onbeheerde climaxvegetaties, waarbij natuurlijke processen een sturende rol spelen
    • Op het vlak van het natuurlijk milieu met hoge natuurkwaliteit en hoge biodiversiteit
  • De schaal van het terrein is voldoende ruim voor het duurzaam voeren van een gepast natuurbeheer voor de realisatie van de beoogde natuurstreefbeelden en voor de instandhouding van populaties of deelpopulaties van de soorten die kenmerkend zijn voor de beoogde natuurstreefbeelden

Voorwaarden inzake ruimtelijke bestemming en ligging in beschermde gebieden
Het Natuurdecreet legt enkele beperkingen op voor de erkenning als natuurreservaat van terreinen gelegen in de agrarische gebieden en de landschappelijk waardevolle agrarische gebieden, en gelegen buiten de SBZ en de Ramsargebieden:
  • Ofwel zijn het gronden die een actuele hoge natuurwaarde hebben en weinig geschikt zijn voor normaal landbouwgebruik in de betrokken landbouwstreek en waarvan de erkenning de agrarische structuur niet aantast
  • Ofwel zijn het gebieden met een hoge actuele of potentiële natuurwaarde en lage landbouwwaarde die in het kader van een goedgekeurd ruilverkavelingsplan of een goedgekeurd richtplan van een landinrichtingsproject hiertoe zijn aangewezen en waarvan de erkenning de agrarische structuur niet aantast
     

Procedure erkenning natuurreservaat

Een aanvraag voor de erkenning van een natuurreservaat wordt ingediend bij Natuur en Bos door de beheerder van het terrein, met instemming van de eigenaar.

De aanvraag kan samen met de aanvraag voor de goedkeuring van Deel 1 Verkenning van een natuurbeheerplan van type drie gebeuren, of de aanvraag kan later ingediend worden, wanneer er voor het terrein al een natuurbeheerplan type drie is goedgekeurd.

De aanvraag voor erkenning als natuurreservaat wordt bij voorkeur tegelijkertijd met ‘Natuurbeheerplan Deel 1 Verkenning’ ingediend.

De aanvraag voor de erkenning kan gebeuren via het formulier aanvraag voor de erkenning als natuurreservaat (doc - 763 KB).

De indiener van de aanvraag wordt op de hoogte gebracht van de beslissing. De gemeente(n) waarin het natuurreservaat ligt, worden eveneens op de hoogte gebracht.

De erkenning als natuurreservaat wordt bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

De uitbreiding of de wijziging van de erkenning als natuurreservaat gebeurt volgens dezelfde procedure als de aanvraag tot erkenning.
 

Verbodsbepalingen in erkende natuurreservaten

Binnen de erkende natuurreservaten is het verboden (Natuurdecreet, art.35, §2):

  1. Individuele of groepssporten te beoefenen
  2. Gemotoriseerde voertuigen te gebruiken of achter te laten tenzij die nodig zijn voor het beheer en de bewaking van het reservaat of voor de hulp aan personen in nood
  3. Keten, loodsen, tenten of andere constructies te plaatsen, zelfs tijdelijk
  4. De rust te verstoren of reclame te maken op welke wijze ook
  5. In het wild levende diersoorten opzettelijk te verstoren, vooral tijdens de perioden van voortplanting, afhankelijkheid van de jongen of overwintering en trek; ze opzettelijk te vangen of te doden; hun eieren opzettelijk te rapen of te vernielen of hun nesten, voortplantingsplaatsen of rust- en schuilplaatsen te vernielen of te beschadigen
  6. Planten opzettelijk te plukken, te verzamelen, af te snijden, te ontwortelen of te vernielen of planten of vegetatie op welke wijze ook te beschadigen of te vernietigen
  7. Opgravingen, boringen, grondwerkzaamheden of exploitatie van materialen te verrichten, welk werk ook uit te voeren dat de aard van de grond, het uitzicht van het terrein, de bronnen en het hydrografisch net zou kunnen wijzigen, boven- of ondergrondse leidingen te leggen en reclameborden en aanplakbrieven te plaatsen
  8. Vuur te maken en afval te storten
  9. Pesticiden te gebruiken
  10. Meststoffen te gebruiken, met uitzondering van de natuurlijke uitscheiding als gevolg van extensieve begrazing
  11. Het waterpeil te wijzigen en op kunstmatige wijze water te lozen
  12. Het terrein op geringe hoogte te overvliegen of er te landen met vliegtuigen, helikopters, luchtballons en andere luchtvaartuigen van om het even welke aard


Ontheffing van deze verboden is enkel mogelijk in functie van het natuurbehoud, de volksgezondheid of het wetenschappelijk onderzoek, om disproportionele schade te voorkomen of met het oog op recreatief of educatief medegebruik en voor zover dit medegebruik past in de doelstellingen van het natuurreservaat. De ontheffing kan structureel geregeld worden in het beheerplan, of kan op ad-hocbasis aangevraagd worden.
 

Overige functies in natuurreservaten: houtoogst en faunabeheer mogelijk?

Het beheer van een natuurreservaat wordt gevoerd met het oog op het behouden of ontwikkelen van de hoogste natuurkwaliteit. Tegelijk moet een natuurbeheerplan type vier voldoen aan de criteria voor geïntegreerd natuurbeheer. Dat impliceert dat er ook aandacht kan zijn voor de economische en de sociale functie, op voorwaarde dat dit de realisatie van de ecologische functie en van de natuurstreefbeelden niet bemoeilijkt of verhindert (cf. natuurdecreet artikel 16sexies).

Beheermaatregelen als houtoogst en faunabeheer zijn dus niet uitgesloten in natuurreservaten, maar vereisen wel een ontheffing op bepaalde verbodsbepalingen die daar gelden (cf. natuurdecreet artikels 35 en 56). Dit zal dus steeds moeten gemotiveerd worden binnen de lokale context.

Vanzelfsprekend blijven ook de criteria voor geïntegreerd natuurbeheer van toepassing. Dit houdt onder meer in dat waar nodig zones afgebakend worden waar houtoogst en/of faunabeheer uitgesloten of beperkt worden vanwege de niet-compatibiliteit met specifieke natuurdoelen (zoals onbeheerde climaxvegetaties), en dat een visie in het natuurbeheerplan m.b.t. houtoogst en faunabeheer wordt uitgewerkt, die afgestemd is op de bredere doelen van het natuurterrein. Zowel voor houtoogst als voor faunabeheer leggen de criteria voor geïntegreerd natuurbeheer ook duurzaamheidseisen op.

Houtoogst in natuurreservaten
Houtoogst kan overwogen worden binnen natuurreservaten, op voorwaarde dat dit de realisatie van de ecologische functie en van de natuurstreefbeelden niet bemoeilijkt of verhindert, steeds met inachtneming van alle andere geldende wetgeving.

Houtoogst wordt aanzien als niet compatibel met het natuurstreefbeeld 'procesgestuurde natuur: onbeheerde climaxvegetaties', behoudens gemotiveerd overgangsbeheer of beheer in functie van veiligheid.

Faunabeheer in natuurreservaten
Faunabeheer kan overwogen worden binnen natuurreservaten, op voorwaarde dat dit de realisatie van de ecologische functie en van de natuurstreefbeelden niet bemoeilijkt of verhindert, en voor zover het bijdraagt aan één of meerdere van de volgende doelstellingen, steeds met inachtneming van alle andere geldende wetgeving:
  • Wetenschappelijk onderzoek voor het vangen of doden van in het wild levende dieren. Voor beschermde soorten enkel door vergunninghouders soortenbesluit
  • Beheer van ziekten bij in het wild levende dieren onder een gecoördineerde crisisaanpak
  • Bestrijding van invasieve uitheemse soorten, zowel voor de Europese Unie zorgwekkende soorten (meest recente lijst in overeenstemming EU verordening 1143/2014) als andere invasieve exoten in Vlaanderen die vermeld worden op http://ias.biodiversity.be/species/all. Zie ook https://www.ecopedia.be/pagina/exoten  en www.natuurenbos.be/exoten
  • Visserij in functie van het beheren, in kaart brengen en monitoren van het beoogde visbestand als onderdeel van de natuurdoelen. Daarbij gelden steeds volgende voorwaarden:
    • Verplichte vangstregistratie van hengelaars
    • Verbod op het bijvoederen met lokaas.
  • Beheer in functie van beperking van aantoonbare en belangrijke schade door bejaagbare jachtwildsoorten in of in de nabijheid van het reservaat
    • Aantoonbare schade: vastgestelde en gedocumenteerde schade waarvan het oorzakelijk verband met de jachtwildsoort vaststaat
    • Belangrijke schade in het reservaat: schade die de natuurdoelen compromitteert
    • Belangrijke schade in de nabijheid van het reservaat: schade aan eigendommen of schade in een professionele context (gewassen, vee, bossen, visserij), die het eigen risico van 250 euro overstijgt.

      ​​​​​Dit faunabeheer kan uitgevoerd worden via duurzaam wildbeheer in het kader van gewone jacht, via bijzondere jacht (in de buurt van potentiële schadepercelen) of via bestrijding (op een perceel waar schade reeds heeft plaatsgevonden), maar steeds op voorwaarde dat het beheer binnen het reservaat doelmatig en proportioneel is.
    • Doelmatig: het wildbeheer binnen het reservaat is nodig in functie van effectieve schadebeperking
    • Proportioneel: Het wildbeheer binnen het reservaat staat in verhouding tot de aard en omvang van de schade, zowel naar bejaagbare zones als naar randvoorwaarden.

      Dit is van toepassing voor de volgende soorten en omstandigheden:
    • Populatiebeheer van wild zwijn: steeds mogelijk conform de afspraken in de faunabeheerzones
    • Populatiebeheer van Canadese gans, grauwe gans (zomerpopulaties) en damhert: steeds mogelijk conform de beheervisie van de Vlaamse overheid voor deze soorten
    • Populatiebeheer van ree, edelhert, konijn: enkel in functie van lokale schadeproblematieken binnen of in de nabijheid van het reservaat
    • Populatiebeheer van vos, verwilderde kat: enkel in functie van lokale schadeproblematieken binnen het reservaat
    • Populatiebeheer van wilde eend, houtduif: enkel in functie van lokale schadeproblematieken in de nabijheid van het reservaat.

      De preventieve maatregelen in het kader van bijzondere bejaging of bestrijding mogen niet in strijd zijn met de verbodsbepalingen binnen een natuurreservaat (o.a. verbod op verstoren rust) en met de doelen van het natuurbeheer.
       
  • Beheer in functie van schadebeperking door beschermde soorten, voor zover dit toegelaten wordt op basis van een goedgekeurde beheerregeling of een afwijking op het soortenbesluit, en steeds op voorwaarde dat het beheer binnen het reservaat doelmatig en proportioneel is. Hoewel dit een strikte uitzondering is - beschermde soorten mogen in principe niet gevangen of gedood worden - zijn er specifieke omstandigheden waarin schadeveroorzakende soorten mogen bestreden worden. De voorwaarde is steeds dat er geen bevredigende alternatieven bestaan en dat de gunstige staat van instandhouding van de beheerde soort niet in het gedrang komt. 
     
Jacht en visvangst als louter recreatief medegebruik worden aanzien als niet inpasbaar in de doelstellingen van een natuurreservaat.
 

Procedure voor toelating houtoogst en faunabeheer in reservaten

Om tot houtoogst of faunabeheer over te kunnen gaan binnen natuurreservaten is een ontheffing nodig van artikel 35 van het natuurdecreet voor een of meerdere van volgende verbodsbepalingen: het vangen en doden van in het wild levende dieren (verbod nr. 5), het verstoren van de rust (verbod nr. 4), het plaatsen van (tijdelijke) constructies (verbod nr. 3), het opzettelijk plukken, verzamelen, afsnijden, ontwortelen of vernielen van planten of het op welke wijze ook beschadigen of vernietigen van planten of vegetatie (verbod nr. 6). In openbare bossen is mogelijk op gelijkaardige wijze ontheffing op bepaalde verbodsbepalingen van artikel 20 van het bosdecreet nodig.

De eigenlijke toelating is afhankelijk van de gedegen motivering door de aanvrager van de ontheffing.

De ontheffing kan structureel geregeld worden in het beheerplan type vier, of kan jaarlijks op ad-hocbasis aangevraagd worden.

In een aantal gevallen kan deze ontheffing generiek afgeleverd worden, voor een deel van het grondgebied van het gewest en voor een langere periode. Dit wordt zo geregeld bij specifieke situaties waar meerdere natuurterreinen op structurele wijze mee te maken krijgen, zoals bijvoorbeeld everzwijnbeheer. Als een dergelijke generieke ontheffing van toepassing is, moet een beheerder niet meteen verdere stappen ondernemen. Het is wel aangeraden de ontheffing ook lokaal te verankeren binnen een beheerplan type vier.

Ontheffing via beheerplan type vier
Als het beheer structureel geregeld wordt via een beheerplan type vier, moet uit dit beheerplan blijken dat de beheermaatregelen omtrent houtoogst en faunabeheer kaderen binnen een langetermijnvisie, afgestemd op de bredere doelen van het reservaat. Die visie dient als motivering voor de ontheffing en zit vervat in het natuurbeheerplan, deel 3 beheerdoelstellingen, deel 4 beheermaatregelen en deel 5 monitoring. Deze visie voldoet aan de volgende voorwaarden:
  • De visie heeft een langetermijnperspectief, geënt op de duurtijd van het beheerplan (24 jaar, herziening elke 6 jaar). De visie kijkt dus verder dan de actuele terreinsituatie. Het is verstandig te anticiperen op ontwikkelingen die zich redelijkerwijze kunnen voordoen binnen de looptijd van het beheerplan.
  • De visie benoemt de doelstellingen van het beheer, en bepaalt voor elke doelstelling of beheermaatregelen toegelaten, beperkt of niet toegelaten zijn binnen het natuurreservaat. Het betreft minstens de volgende doelstellingen: houtoogst, wetenschappelijk onderzoek voor het vangen of doden van in het wild levende dieren, beheer van ziekten bij in het wild levende dieren, bestrijding van invasieve uitheemse soorten, visserij in functie van het beoogde visbestand als onderdeel van de natuurdoelen, beheer in functie van schadebeperking door bejaagbare jachtwildsoorten, beheer in functie van schadebeperking door beschermde soorten.
  • De visie bepaalt zo nodig randvoorwaarden voor houtoogst en faunabeheer: variatie in tijd, variatie in ruimte (zonering), keuze voor specifieke beheermethoden, beperking van doelsoorten, beperkingen op aantallen of volumes.
  • De visie onderbouwt de compatibiliteit van de voorgestelde doelstellingen en randvoorwaarden met de ecologische doelstellingen van het reservaat. Daarbij gaat specifieke aandacht naar de randvoorwaarde dat de realisatie van de ecologische functie en van de natuurstreefbeelden niet bemoeilijkt of verhinderd wordt.

Als leidraad bij de opmaak van de visie op faunabeheer in het beheerplan verwijzen we, specifiek voor aspecten van jacht en jachtwildsoorten, naar de handleiding wildbeheer in Vlaanderen (pdf - 1,46 MB).

De beslissing over de ontheffing zit vervat in het besluit tot goedkeuring van het natuurbeheerplan, of de wijziging ervan. Met een goedgekeurd beheerplan type vier moet geen jaarlijkse ontheffing aangevraagd worden. De opvolging en bijsturing gebeurt in de zesjaarcyclus van het beheerplan.

De concrete uitvoeringsmodaliteiten van houtoogst en faunabeheer (wie wat wanneer doet op welke percelen en op welke wijze) horen niet thuis in een beheerplan, maar worden geregeld in uitvoeringscontracten. Vanzelfsprekend moeten daarbij de randvoorwaarden zoals bepaald in het beheerplan gerespecteerd worden. Wil men hier toch van afwijken, dan moet ofwel een wijziging van het beheerplan goedgekeurd worden, ofwel een afzonderlijke ontheffing bekomen worden.

Jaarlijkse ontheffing op ad-hocbasis
De aanvrager vraagt jaarlijks een afwijking van het Soortenbesluit of van het Jachtdecreet.
 
Toon op de webpagina enkel de aangeklikte paragraaf
0
Verberg introductie
0