Heel wat amfibieën hebben poelen nodig om te overleven en zich voort te planten. De (her)aanleg van een amfibievriendelijke poel vraagt om een doordachte aanpak, met aandacht voor de verschillende eigenschappen van de poel.
Goede locatie
Niet elke locatie is even geschikt voor een amfibievriendelijke poel. Hou rekening met de volgende adviezen:
- Het herstel van een bestaande poel krijgt de voorkeur boven de aanleg van een nieuwe.
- Legt u toch een nieuwe poel aan, doe dat dan in de omgeving van bestaande poelen.
- Zorg voor kleine landschapselementen in een straal van 200 tot 500 meter rond de poel. Dat kunnen bosjes, heggen, ruigten en/of bermen zijn. Amfibieën profiteren van de aanwezigheid van houtachtige vegetaties, oeverplanten en waterplanten in en rond de poel.
- Leg de poel aan op een laag gelegen deel van het terrein.
- Kies een locatie die over voldoende zuiver grondwater beschikt. In sommige gevallen kan een poel ook regenwaterafhankelijk zijn, bijvoorbeeld in heidegebied.
- Vermijd contact tussen de poel en nabijgelegen grachten of beken.
- Leg de poel niet aan in de buurt van een drukke weg.
- Let erop dat de uitgegraven grond correct wordt verwerkt.
Vorm en diepte
Niet elke vorm en diepte is even geschikt voor een amfibievriendelijke poel. Hou rekening met de volgende adviezen:
- Een amfibievriendelijke poel moet minstens 50 vierkante meter groot zijn. De ideale grootte is 150 tot 200 vierkante meter.
- Geef de poel een grillige vorm. Een grillige oeverlijn zorgt voor een langere grenslijn tussen land en water, wat gunstig is voor planten en dieren.
- Leg de noordwestelijke oever zacht hellend aan, met een hellingsgraad van 5 tot maximaal 25 centimeter per meter. Let erop dat de zon deze oever kan beschijnen. Het water in de ondiepe oeverzone zal sneller opwarmen, wat ideaal is voor allerlei organismen.
- Het diepste punt van de poel moet 1,5 à 2 meter diep en enkele vierkante meters groot zijn. De uit te graven diepte wordt mee bepaald door de grondwaterstand.
- Leg naast diepe ook enkele ondiepe zones aan.
- Graaf de poel uit van de binnen- naar de buitenkant. Het diepste deel komt in het midden. Zo kunt u de hellingsgraad nadien geleidelijk aanpassen. Details als extra reliëf en een grillige oeverrand kunnen nadien met de spade worden aangebracht.
- Laat voldoende lichtinval toe. Storende struiken en/of bomen kunnen in hakhoutvorm gebracht worden.
- Na de aanleg moet de poel correct en duurzaam onderhouden worden.
Planten in en rond de poel
Inheemse soorten
In een natuurrijke omgeving is het niet nodig om planten te voorzien. Veel planten komen vanzelf dichterbij en de poel kan zich prima natuurlijk ontwikkelen. Wilt u toch soorten introduceren, bijvoorbeeld in een nieuw aangelegde tuinvijver, dan zijn de volgende inheemse soorten geschikt voor een amfibievriendelijke poel:
Nederlandse plantennaam | Latijnse plantennaam |
Grote waterweegbree | Alisma plantago-aquatica |
Zwanebloem | Butomus umbellatus |
Dotterbloem | Caltha palustris |
Gele lis | Iris pseudacorus |
Penningkruid | Lysimsachia nummularia |
Kattenstaart | Lythrum salicaria |
Watermunt | Mentha aquatica |
Waterdrieblad | Menyanthes trifoliata |
Moeras-vergeet-me-nietje | Myosotis palustris |
Wateraardbei | Potentilla palustris |
Grote boterbloem | Ranunculus linqua |
Pijlkruid | Sagittaria sagittifolia |
Beekpunge | Veronica Beccabunga |
Kikkerbeet | Hydrocharis morsus-ranae |
Gele plomp * | Nuphar lutea |
Witte waterlelie * | Nymphea alba |
Watergentiaan | Nymphoides peltata |
Drijvend fonteinkruid | Potamogeton natans |
Fijne waterranonkel | Ranunculus aquatilis |
Krabbescheer | Stratiotes aloides |
Sterrenkroos | Callitriche sp. |
Waterviolier | Hottonia palustris |
Aarvederkruid | Myriophyllum spicatum |
*Alleen geschikt voor grote vijvers
Uitheemse of invasieve soorten
Uitheemse en invasieve soorten zijn zeer gevaarlijk voor de poel en de omgeving. Die planten kunnen de nieuw aangelegde poel en alle poelen in de omgeving zeer snel overgroeien en maken hem ongeschikt voor inheemse amfibieën. Ecologisch heeft dergelijke poel geen waarden, integendeel, de poel vormt dan een besmettingsbron voor andere waterpartijen. Uitheemse of invasieve soorten zijn meestal ook moeilijk of niet te bestrijden. Onder meer de volgende soorten zijn niet geschikt voor een amfibievriendelijke poel:
Nederlandse plantennaam | Latijnse plantennaam |
Grote waternavel | Hydrocotyle ranunculoides |
Waterteunisbloem | Ludwiga grandiflora |
Parelvederkruid | Myriophyllum aquaticum |
Waterhyacint | Eichornia crassipes |
Watersla | Pistia Stratiotes |
Dieren in en rond de poel
De aanleg van een poel gebeurt normaal in een natuurlijke omgeving, waar al heel wat dieren aanwezig zijn. Met een goede inrichting zal de poel vanzelf amfibieën lokken, het is dus niet nodig om zelf soorten te introduceren.
In de buurt van de poel vormen schapen, runderen en andere grazers een welkome aanvulling, omdat ze mee zorgen voor een goede ontwikkeling van de oever- en watervegetatie. Plaats eventueel een gedeeltelijke afrastering rond de poel en zorg ervoor dat er geen mest van de grazers in het water kan belanden.
Sommige dieren verstoren de natuurlijke evolutie van een poel. Ze hebben (te) veel voedsel nodig of eten de inheemse amfibieën of hun larven op. De onderstaande dieren horen niet thuis in een amfibievriendelijke poel en mag u zeker niet introduceren:
- Vissen
- Schildpadden
- Uitheemse amfibieën
- Tamme eenden
- Tamme ganzen