Gebouwen en verhardingen

Afbeelding
Icoon lokale besturen

Verbouwingen of uitbreidingen van bestaande constructies of verhardingen kunnen de omgeving ingrijpend veranderen. Door gerichte maatregelen op te leggen, afgestemd op de concrete werkzaamheden, vermijdt of beperkt u schade aan de natuur.  

Groene ruimte wijzigen of innemen

Het verbouwen of uitbreiden van een bestaande constructie kan schade toebrengen aan bomen, bossen, poelen, vennen, vijvers of beschermde vegetaties. Leg gerichte maatregelen op om nadelige gevolgen te vermijden of beperken. Bijvoorbeeld:  

  • Compenseer de verloren natuur. De natuur in Vlaanderen mag er kwalitatief en kwantitatief niet op achteruit gaan. Het Natuurdecreet legt in sommige gevallen een natuurcompensatie op. 
  • Richt de resterende oppervlakte optimaal in. Maak daarvoor gebruik van natuurtechnische milieubouw (NTMB). 
  • Verschuif het tijdstip van de werkzaamheden om dieren en planten te sparen. Hou rekening met de schoontijd, de periode van april tot juni waarin u niet in het bos mag werken.
  • Als een verbouwing of uitbreiding vermijdbare schade toebrengt aan de natuur, mag de stedenbouwkundige aanvraag geweigerd worden. De vergunningverlener baseert zich steeds op objectieve criteria om een vergunningsaanvraag al dan niet goed te keuren.
     

Een gebouw veranderen

Veranderingen aan een gebouw kunnen beschermde diersoorten wegjagen of vernietigen. In sommige gevallen is dat verboden: zo mogen nesten van zwaluwen nooit vernietigd worden. Leg gerichte maatregelen op om nadelige gevolgen te vermijden of beperken. Bijvoorbeeld:  

  • Hou rekening met de periode waarin een beschermde soort aanwezig is. Laat bijvoorbeeld geen werkzaamheden uitvoeren tijdens het broedseizoen van vogels of het overwinteringsseizoen van vleermuizen.
  • Voorzie nieuwe (nest)plaatsen in de omgeving of in een nieuw gebouw. 
  • Hou maximaal rekening met beschermde diersoorten. Meer informatie vindt u bij Natuurpunt, de Kerkuilenwerkgroep Vlaanderen en de Zoogdierenwerkgroep.
     

De omgeving veranderen

Een veranderde omgeving kan leiden tot lichthinder, versnippering van leefgebieden en andere soorten schade aan de natuur. Niet elke aanpassing is echter even betekenisvol. Is er sprake van reële schade, leg dan gerichte maatregelen op om nadelige gevolgen te vermijden of beperken.

Lichthinder
Lichthinder ontstaat door het plaatsen van extra buitenverlichting, bijvoorbeeld aan een huis, parking of bedrijfsgebouw. Het licht kan de aanwezige dieren, zoals vleermuizen, verstoren. De hinder wordt mee bepaald door het type, de locatie en de schijnrichting van de verlichting. Lichthinder is extra storend in ecologisch waardevolle landschappen zoals bossen, dreven en valleigebieden. Gerichte maatregelen kunnen de overlast tot een minimum beperken. Bijvoorbeeld:

  • Vermijd buitenverlichting. Plaats alleen lampen als het echt niet anders kan, bijvoorbeeld om de veiligheid van voetgangers en fietsers te garanderen.
  • Gebruik verlichting die naar beneden gericht is.
  • Denk goed na over de plaatsing van uw verlichting. 

Meer informatie vindt u op Lichthinder.be, Preventie van lichthinder, International Dark Sky Association en Departement Omgeving.

Versnippering van leefgebieden
Als u een omheining plaatst of een muur of woning bouwt, kan dat het leefgebied van een bepaalde soort versnipperen. Dieren geraken het gebied nog moeilijk in of uit, of ze kunnen niet meer van de ene kant naar de andere. Gerichte maatregelen kunnen de schade tot een minimum beperken. Bijvoorbeeld:

  • Omhein eigendommen met natuurlijke hagen. Kies voor streekeigen en standplaatsgeschikte boom- of struiksoorten en gebruik geen invasieve exoten
  • Pas kunstmatige omheiningen aan. Wijzig de maasgrootte en de hoogte van de omheining en laat onderaan enkele openingen vrij. Of gebruik twee enkele, gladde draden. 
  • Plaats muren of gebouwen indien mogelijk op een andere locatie om de toegankelijkheid van een leefgebied te vrijwaren. 
  • Leg verhardingen aan met waterdoorlatende en inerte materialen, die geen vervuilende stoffen in de bodem laten sijpelen. Een uitzondering geldt voor bedrijven met een verontreinigingsrisico, bijvoorbeeld door lekken: zij kiezen beter voor ondoorlatende materialen.
     

Impact op grondwaterpeil

Een verbouwing of uitbreiding kan de omgeving indirect beïnvloeden en zo gevolgen hebben voor de waterhuishouding op het terrein. Zo moet het grondwater vaak (tijdelijk) worden weggepompt om een ondergrondse constructie aan te leggen. Daardoor kan de grond verdrogen. Een tijdelijke of permanente bemaling kan de aard van het grondwater veranderen, terwijl extra verharding minder hemelwater in de grond laat dringen. Het verdrogingseffect kan beperkt worden met gerichte maatregelen, zoals:

  • Bemaal buiten het vegetatieseizoen, dus tussen 1 november en 1 april.
  • Gebruik een retourbemaling in de buurt van waardevolle natuurelementen. 
  • Kies voor een gesloten bouwput als u een constructie aanlegt nabij heel waardevolle vegetatie, zoals duinvegetatie of kwelafhankelijke vegetatie. 
  • Vang oppervlaktewater afkomstig van daken en verhardingen op om het opnieuw te gebruiken. 
  • Hou de chemische samenstelling en de temperatuur van het opgepompte water in de gaten: die zouden ongeveer gelijk moeten blijven. 
  • Leg een bufferbekken of een wadi aan.
    • Een bufferbekken kan water tijdelijk opslaan en het weer aan de omgeving afgeven op momenten dat het nodig is.
    • Een wadi is een laagte waarin regenwater kan blijven staan, zodat het rustig in de grond kan dringen en niet meteen afstroomt naar de riolering. De meeste wadi’s zijn beplant met gras of biezen.
       

Impact op waterkwaliteit

In afvalwater zitten vaak (te) grote hoeveelheden voedingsstoffen. Dat heeft negatieve gevolgen voor de waterkwaliteit. Bepaalde plantensoorten, zoals algen, nemen sterk toe als ze meer voedingsstoffen krijgen en verstoren zo de groei van andere soorten. 

  • Om te voorkomen dat afvalwater in vijvers of waterlopen belandt, kunt u een (tijdelijke) aansluiting op de openbare riolering voorzien.
  • Waar een aansluiting op de riolering niet mogelijk is, moet u een kleinschalige waterzuivering laten aanleggen. Op het Geoloket van de Vlaamse Milieumaatschappij kunt u opzoeken in welke gebieden zo’n verplichting geldt.
     

Indirecte schade aan bomen

Het aanleggen en/of onderhouden van verschillende soorten constructies, verhardingen en nutsleidingen kan nadelige gevolgen hebben voor de bomen in de buurt. Zo kunnen zware vrachtwagens hun wortels beschadigen en kan het grondwater vervuild raken met cementresten of solventen. Gerichte maatregelen kunnen indirecte schade aan bomen opvangen of voorkomen.

  • Een goede planning is essentieel om problemen te voorkomen.  
    • Breng tijdig de werfinrichting in kaart. Controleer de wortelbescherming en -beschoeiing en check de uitvoeringsmethode van de werken.
    • Besteed voldoende aandacht aan de nazorg van de bomen.
  • Kies veilige machines en methodes om de bomen te beschermen. 
    • Stapel geen materialen onder een boom (dus niet boven de wortels of onder de takken).
    • Rijd niet met zware machines of werfwagens onder een boom en laat ze er zeker niet langdurig staan.
    • Vul geen grond aan en graaf geen grond af onder de takken. 
    • Giet geen spoelwater met cementresten, solventen of andere vervuilende stoffen weg in de buurt van een boom.
  • Neem concrete maatregelen om bomen te beschermen.  
    • Laat bomen in hun natuurlijke omgeving staan (en tast die omgeving niet aan).
    • Scherm bomen tijdens werkzaamheden af met een vast bouwhek dat tot aan de boomkruin reikt.
    • Snoei bomen alleen als ze dat zelf nodig hebben, niet om makkelijker een stelling te kunnen plaatsen of om kraanlasten door te laten. Alleen als er echt geen alternatief is – als de werkzaamheden bijvoorbeeld tot ingescheurde takken kunnen leiden – kan minimaal snoeien een optie zijn.
  • Let op met bemalingen voor bouwactiviteiten. 
    • Bemaal bij voorkeur buiten het vegetatieseizoen, dus tussen 1 november en 1 april.
    • Wilt u toch tijdens het vegetatieseizoen bemalen, gebruik dan een retourbemaling. Zo hebben de bomen in droge periodes meer water ter beschikking.  
    • Beperk de bemaling tot een minimum. Gebruik een bronbemaling met retourbemaling ten vroegste twee weken voor de start van de werken. 
    • Let erop dat de bomen niet verdrinken tijdens een retourbemaling. De wortels moeten voldoende zuurstof krijgen.
       

Regels en wetten

Verbouwingen of uitbreidingen van bestaande constructies of verhardingen kunnen de omgeving ingrijpend veranderen. Door gerichte maatregelen op te leggen, vermijdt of beperkt u schade aan de natuur. Meer informatie vindt u in: