Hoe vraag ik een kapmachtiging aan?
Er moet géén kapmachtiging worden aangevraagd voor:
- Kappingen expliciet voorzien in een goedgekeurd beheerplan: dergelijke kappingen mogen onmiddellijk uitgevoerd worden en zijn niet meldingsplichtig. Hou wel rekening met de voorwaarden die gesteld zijn bij de goedkeuring van het beheerplan.
- Kappingen om veiligheidsredenen: als er onmiddellijk moet worden overgegaan tot kapping om veiligheidsredenen moet de kapping en de motivering ervan ten laatste 24 uur na het begin van de kapping schriftelijk worden medegedeeld aan ons provinciale aanspreekpunt van AVES via mail.
- Kappingen ter voorkoming of ten gevolge van ziekte (sanitaire redenen) zoals bv. bij schorskever, vorstschade, wortelrot: als er dringend moet worden overgegaan tot kapping om sanitaire redenen, moet de kapping en de motivering ervan minstens 14 dagen voor het begin van de kapping worden meegedeeld aan ons provinciale aanspreekpunt van AVES via mail.
- Ga naar het e-loket
- Bekijk een introductievideo in verband met het e-loket
Procedure kapmachtiging
Bij kappingen om veiligheidsredenen en sanitaire kappingen moet de bosbeheerder binnen de 6 maanden na de kap een voorstel van herstelmaatregelen ter goedkeuring voorleggen aan Natuur en Bos. Dat kan via mail naar bovenstaande mailadressen. Vermeld duidelijk dat de kap al uitgevoerd is en waarom.
Voor beheerkappen in bossen (geen ontbossing; bos blijft bos) geldt:
- Een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen voor het kappen van hoogstammige bomen is niet vereist.
- Een omgevingsvergunning voor vegetatiewijziging(en) is niet vereist..
- Als het bos in het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) ligt, dan is voor bepaalde werken ook een individuele ontheffing van de VEN-verboden nodig (bv. heraanplant met exoten… ). Natuur en Bos zal die ontheffing in één besluit met de kapmachtiging verlenen. U moet hiervoor dus geen aparte aanvraag indienen.
Criteria kapmachtiging
Bij het invullen van de aanvraag tot kapmachtiging houdt u best al rekening met de criteria en aspecten die Natuur en Bos hanteert bij de beoordeling.
1.Kappingen in bospercelen gelegen in het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN)
Zoek dit op via www.geopunt.be.
In VEN gelden er specifieke regels. Een aandachtspunt is het verbod op zaaien of planten van niet-inheemse planten, bomen of struiken in het beheer van bossen.
Heraanplanten met exoten in VEN kan enkel via beheerplan en/of na voorafgaande ontheffing.
Voor bossen zonder een beheerplan en daar waar door toepassing van het standstillbeginsel exoten kunnen herplant worden, zal Natuur en Bos systematisch bij herplanting van exoten een ontheffing op dit verbod integreren in de kapmachtiging, op voorwaarde dat er aandacht wordt gegeven aan de ecologische functie.
In privébos kan herplanting van exoten toegestaan worden:
- Voor kaalkap van maximaal 1 ha.
- Na kaalkap van populier is het herplanten van populier met behoud of aanleg van onderetage van inheemse soorten mogelijk.
- Bij kaalkap van exoten gevolgd door herplanting met een exoot moet er 30% bijmenging zijn met inheemse soorten op bestandsniveau.
In openbaar bos wordt herplanting met exoten in principe niet toegestaan. Uitzonderingen zijn mogelijk als er een grondige motivering is en als het strookt met de Beheervisie voor openbare bossen.
2. Kappingen in een gebied waarvoor een natuurrichtplan geldt
Wanneer er voor de betrokken percelen een goedgekeurd natuurrichtplan bestaat, moet nagegaan worden of de gevraagde kapping in overeenstemming is met de bepalingen van het natuurrichtplan.
3.Kappingen in bospercelen gelegen in een speciale beschermingszone (SBZ)
In toepassing van het Natuurdecreet mag de overheid geen machtiging verlenen als de aangevraagde kapping een betekenisvol negatief effect kan hebben op de natuurlijke kenmerken van de SBZ. Indien nodig wordt een mogelijk effect vermeden door het opleggen van milderende maatregelen onder de vorm van voorwaarden in de kapmachtiging.
Zo mag de boomsoortenkeuze bij herplanting niet leiden tot aantasting van de natuurlijke kenmerken van de SBZ. Herplanting met niet-standplaatsgeschikte soorten kan om die reden geweigerd worden. Richtinggevend om dit te kunnen inschatten, zijn de vastgestelde instandhoudingsdoelstellingen voor het SBZ.
4. Algemene inhoudelijke criteria
4.1. Criteria m.b.t. de kapping
De volgende criteria gelden zowel in VEN en SBZ als daarbuiten. Als de hiervoor vermelde criteria in VEN of SBZ strenger zijn, dan hebben die voorrang.
Eindkapping (kaalkap en groepsgewijze eindkap)
Kaalkap veroorzaakt een grondige verstoring van het bosmicroklimaat en moet worden vermeden. Kleinschalige groepsgewijze of individuele kapping of schermkap geniet de voorkeur.
De maximale aaneengesloten oppervlakte voor kaalkap of groepsgewijze eindkap bij cultuurpopulier, Amerikaanse eik, grove en Corsicaanse den, en lork bedraagt 3 ha. Bij de heraanplanting kan groepsgewijze menging van verschillende klonen of soorten opgelegd worden. Voor cultuurpopulier kan afhankelijk van de locatie uitzonderlijk een aaneengesloten kaalkap van meer dan 3 ha toegestaan worden, gekoppeld aan voorwaarden voor heraanplanting, zoals bv. beplanting met verschillende klonen, omzetting naar minstens 10% inheems loofhout, behoud van natuurlijke verjonging enz.
Bij al dan niet met exoten gemengd inheems loofhout is de maximale aaneengesloten oppervlakte voor kaalkap 1 ha. Voor de omvorming van een homogeen bestand naar een gemengd meer structuurrijk bestand kan deze maximumoppervlakte verhoogd worden tot 3 ha.
Meerdere kaalkappen verspreid over het bos zijn slechts toegestaan indien de onderlinge afstand minstens 100 m bedraagt. Voor zover een bosbeheerplan wettelijk vereist is, kunnen meerdere kaalkappen in één bos enkel via een bosbeheerplan geregeld worden. Kaalkappen die op minder dan 100 m van elkaar liggen in hetzelfde bos kunnen slechts uitgevoerd worden met een tussentijd van minstens 3 jaar.
De diameter waar bomen als ‘kaprijp’ beschouwd worden, is afhankelijk van de beheerdoelstellingen en de houtmarkt. De bosbeheerder kan zelf de ‘kapbaarheid’, meer bepaald de na te streven doeldiameter, bepalen. Bij voorstellen voor extreem vroege kaalkappen wordt onderzocht wat de effecten zijn op de ecologische, landschappelijke en recreatieve waarde van het bos. Bij negatieve impact kan de voorgestelde kap geweigerd worden.
Bomen en struiken die opgenomen zijn in de inventaris van autochtone bomen en struiken mogen niet gekapt worden.
Dunning
De dunning is een selectieve kapping die wordt uitgevoerd om de overblijvende bomen in het bos meer groeiruimte te geven. Dunningen die enkel houtoogst tot doel hebben, met degradatie van het bestand tot gevolg, kunnen geweigerd worden.
In de kapmachtiging wordt het maximaal toegestane dunningspercentage vastgelegd. Daarvoor wordt gewoonlijk gewerkt met percentage van het grondvlak. (Het grondvlak wordt gedefinieerd als de som van de gezamenlijke oppervlakte van de stamdoorsneden van de bomen op een perceel, gemeten op 1,5 m hoogte en uitgedrukt in m² per hectare.) Een percentage van het stamtal is ook aanvaardbaar omdat dat gemakkelijker is voor de beheerder.
In de voorwaarden van de kapmachtiging kunnen nog verdere instructies opgenomen worden. Zo zal meestal een ‘hoogdunning’ toegestaan worden, wat betekent dat de beste bomen in het bestand bevoordeeld worden door alleen de rechtstreekse concurrenten te kappen. Die dunning grijpt in op de bovenetage. Het bos blijft gevarieerd omdat de onderetage en het dode hout blijven staan, wat de natuurwaarde van het bos verhoogt.
Jaarlijkse brandhoutkappingen
In de machtiging wordt het jaarlijkse aantal te kappen bomen of het gekapt volume vastgelegd. Wanneer er in één jaar meer gekapt wordt, kan er het volgende jaar niet meer gekapt worden.
Een hakhoutkapping wordt enkel toegestaan bij voor hakhout geschikte soorten (eik, els, es, wilg, berk, linde, tamme kastanje) en bv. niet voor populier, beuk en naaldhout. Om een duidelijk onderscheid te behouden met korte-omloophoutteelt bedraagt de omlooptijd minstens 8 jaar.
4.2 Criteria m.b.t. de ecologische en landschappelijke functie
Het toestaan van de gevraagde kapping kan worden gekoppeld aan de naleving van bindende voorwaarden zoals:
- Schoontijd: de periode waarin in het bos niet geëxploiteerd en geruimd mag worden vanwege de broedperiode van vogels, de aanwezigheid van andere beschermde diersoorten, de bloeitijd van kwetsbare vegetaties of om andere ecologische redenen. Deze periode loopt normaal gezien van 1 april tot 30 juni, maar kan aangepast worden aan de plaatselijke situatie. Deze periode wordt vermeld in de machtiging die u ontvangt.
- Beperking van exploitatie i.f.v. bodemkenmerken. Om schade aan de bosbodem te vermijden kunnen voorwaarden opgelegd worden als:
- Uitslepen gevelde bomen met lier van op de bosweg, met paard of via vaste uitsleeppistes
- Werken met een rupskraan
- Kroonhout ter plaatse laten
- Voorwaarden i.v.m. behoud van de onderetage of de reeds aanwezige natuurlijke verjonging of i.v.m. afzetten van het hakhout voorafgaand aan de kapping.
- Te behouden soorten: bij alle types kappingen kan als voorwaarde opgelegd worden dat bepaalde soorten of bepaalde specifiek omschreven bomen behouden moeten worden
- Als de percelen gelegen zijn in een cultuurhistorisch landschap, beschermd volgens wetgeving onroerenerfgoed, worden de voorwaarden opgelegd door het advies van Onroerend Erfgoed overgenomen.
4.3 Criteria m.b.t. bosverjonging
Na het kappen van de bomen moet de bosbeheerder ervoor zorgen dat de gekapte plek kan herstellen en opnieuw dichtgroeit.
In principe wordt waar mogelijk (voldoende kwaliteit en kwantiteit) en zinvol (standplaatsgeschikt, kwalitatief goed uitgangsmateriaal) gekozen voor natuurlijke verjonging. In dat geval wordt in de kapmachtiging geen herbeplantingsplicht opgelegd en wordt het behoud van de eventueel aanwezige natuurlijke verjonging opgelegd. Bij twijfel wordt een voorwaardelijke vrijstelling van herbeplantingsplicht gegeven voor maximaal 3 jaar. De voorwaardelijke vrijstelling van herbeplantingsplicht kan ook gekoppeld worden aan een evaluatie van de aanwezige natuurlijke verjonging door Natuur en Bos na het uitvoeren van de kapping (bv. bij het omvormen van gelijkjarige bestanden van gewone den, populier , fijnspar...). Op die manier is duidelijk hoeveel en welke soorten er al aanwezig zijn.
De kunstmatige verjonging door aanplanting of bezaaiing kan uitgevoerd worden tot 3 jaar na de eindkap.
Boomsoortenkeuze: het standstillprincipe wordt toegepast.
Boomsoort | Inheems loofhout | Niet-inheems loofhout | Inheems naaldhout | Niet-inheems naaldhout |
---|---|---|---|---|
Vervangen door inheems loofhout | OK | OK | OK | OK |
Vervangen door inheems naaldhout | NIET | OK, Vooral in het kader van bestrijding van agressieve exoten | OK | OK |
Vervangen door niet-inheems loofhout | NIET | OK | NIET | OK, Aanplanten van agressieve exoten is uitgesloten |
Vervangen door niet-inheems naaldhout | NIET | OK | NIET | OK |