Alfabetische lijst van wildedierenziekten

Afbeelding
Icoon webpagina's ziekten bij dieren in het wild
Deze lijst somt de belangrijkste wildedierenziekten op die in Vlaanderen (kunnen) voorkomen.

Afrikaanse varkenspest

Afrikaanse varkenspest is een virusziekte die voorkomt bij varkens. Ook everzwijnen die in het wild leven, kunnen geïnfecteerd worden. De ziekte is erg besmettelijk en kent vaak een dodelijke afloop. Een specifieke behandeling bestaat voorlopig niet. Afrikaanse varkenspest is niet gevaarlijk voor mensen of voor huisdieren, maar heeft het potentieel om de professionele varkenshouderij zwaar aan te tasten. De ziekte verspreidt zich:
  • Via de baarmoeder (van zeug op big)
  • Door rechtstreeks contact met een ziek dier
  • Door onrechtstreeks contact met een ziek dier (bijvoorbeeld via mensen of via besmette schoenen, kleren, materialen of voertuigen)
  • Door het eten van onvoldoende verhit voedselafval
     
Het virus is aanwezig in het bloed, de weefsels, de urine, de uitwerpselen en alle uitscheidingen van zieke dieren. Het is heel besmettelijk en blijft lange tijd in de weefsels aanwezig. 

Monitoring
Doordat de ziekte aanwezig is in sommige everzwijnpopulaties en gedomesticeerde zwijnen in het oosten van Europa, en omdat er enkele jaren geleden een uitbraak van het virus was in Wallonië, wordt de verspreiding ervan zeer nauwlettend in de gaten gehouden. Voor Afrikaanse varkenspest voert Natuur en Bos een passieve monitoring uit. Dat betekent dat elk dood aangetroffen everzwijn wordt onderzocht. De passieve bewaking loopt permanent in Vlaanderen en wordt gefinancierd door de Vlaamse overheid. Periodiek wordt er eveneens een actieve bewaking uitgevoerd door Natuur en Bos. Voorlopig zijn alle resultaten uit de bewaking van Afrikaanse varkenspest negatief en is de wilde fauna in Vlaanderen vrij van Afrikaanse varkenspest.. Verhoogde waakzaamheid in België
Vlaanderen onderscheidt vier dreigingsniveaus voor Afrikaanse varkenspest.
 
Code Situatie Afrikaanse varkenspest
Groen Geen directe dreiging in Vlaanderen. De situatie bij wilde en gedomesticeerde zwijnen in Europa wordt op de voet gevolgd, net als de verspreiding richting West-Europa. 
Geel Verhoogde dreiging in Vlaanderen. Afrikaanse varkenspest is vastgesteld bij wilde of gedomesticeerde zwijnen in Wallonië of in een buurland van België (Nederland, Duitsland, Frankrijk of Luxemburg).
Oranje Sterk verhoogde dreiging in Vlaanderen. Afrikaanse varkenspest is vastgesteld bij gedomesticeerde zwijnen in Vlaanderen.
Rood Uitbraak in Vlaanderen. Afrikaanse varkenspest is vastgesteld bij wilde zwijnen in Vlaanderen. 

In 2018 werd in Wallonië voor het eerst een uitbraak van Afrikaanse varkenspest vastgesteld. Sindsdien bevindt Vlaanderen zich in code geel, een toestand van verhoogde waakzaamheid. Varkensbedrijven moeten de nodige bioveiligheidsmaatregelen nemen om besmetting in hun bedrijven te voorkomen. Er zijn ook een aantal gedragsregels voor wie in de natuur komt, zoals jagers. Een gevaar voor de volksgezondheid is er niet. Mensen worden niet ziek, maar kunnen varkens wel besmetten. Rol van jagers
Ook jagers kunnen er mee voor zorgen dat de Afrikaanse varkenspest zich niet verder verspreidt onder wilde everzwijnen in Vlaanderen. Wie in aanraking is gekomen met wilde varkens, neemt best de volgende sanitaire voorzorgsmaatregelen:
  • Draag vloeistofdichte (wegwerp)handschoenen met lange mouwen
  • Laat de ingewanden NIET achter in de natuur bij ontweien van geschoten everzwijnen in het veld. Neem de ingewanden mee naar een wildverwerkingsinrichting of laat ze ophalen door een bevoegd destructiebedrijf.
  • Eet of drink niet tijdens het ontweien en manipuleren van kadavers
  • Was uw handen met zeep, water en eventueel extra ontsmettingsmiddel na de werkzaamheden
  • Wees alert voor dode everzwijnen en meld ze onmiddellijk aan de bevoegde regionale autoriteit voor ophaling en onderzoek
     
Bij jachtactiviteiten in een besmet gebied in het buitenland moeten alle voorzorgsmaatregelen genomen worden om verspreiding te voorkomen!
  • Draag vloeistofdichte (wegwerp)handschoenen met lange mouwen
  • Neem geen jachthonden mee naar besmette gebieden
  • Eet of drink niet tijdens het ontweien en manipuleren van kadavers
  • Was uw handen met water en zeep en gebruik extra ontsmettingsmiddel na de werkzaamheden
  • Reinig en ontsmet al het materiaal dat gebruikt werd bij de jacht
  • Reinig de voertuigen die werden gebruikt bij de jacht, vergeet ook de banden en het interieur niet 
  • Was de kledij die tijdens de jacht werd gedragen op hoge temperatuur (minstens 60°C)
  • Neem geen karkassen, delen van karkassen of jachttrofeeën van everzwijnen mee 
  • De eerste 72 uur na uw terugkeer in België mag u geen varkensbedrijven betreden en niet in contact komen met varkens die als huisdier gehouden worden
     
Ziek of gewond everzwijn gevonden?
Vindt u een ziek of gewond everzwijn, neem dan contact op met een opvangcentrum voor wilde dieren in uw buurt. Raak het everzwijn zeker niet aan en hou voldoende afstand. Zieke of gewonde everzwijnen kunnen onverwacht reageren als ze zich bedreigd voelen.
Alle betrokken diensten weten hoe ze met een melding moeten omgaan. Een gevangen everzwijn wordt getest op Afrikaanse varkenspest en enkele andere ziekten. 

Dood everzwijn gevonden?
Om Afrikaanse varkenspest vroegtijdig op te sporen is het heel belangrijk dat u dode everzwijnen meteen meldt aan de bevoegde regionale autoriteit. Raak het everzwijn zeker niet aan en hou voldoende afstand. Dode everzwijnen kunnen ziektekiemen dragen. 

Meer weten?

Alveolaire echinococcose (vossenlintworm)

De vossenlintworm of Echinococcus multilocularis is een lintworm die kan voorkomen bij verschillende dieren in het wild. De bekendste drager is de vos. De meeste dieren hebben weinig last van een vossenlintworm. Bij mensen kan deze lintworm echter de ernstige en vaak dodelijke leverziekte alveolaire echinococcose uitlokken. Na een besmetting kan het 5 tot 15 jaar duren voor een patiënt ziekteverschijnselen ontwikkelt. Die bestaan uit onder meer buikpijn, kortademigheid en geelzucht door het falen van de lever. Door de hoge sterftecijfers bij patiënten vormt de vossenlintworm een bedreiging voor de volksgezondheid. 

Baylisascaris procyonis (wasbeerspoelworm)

Wat is Baylisascaris procyonis?
Baylisascaris procyonis (B. procyonis) is een spoelworm die kan voorkomen bij wasberen. De wasbeer is in België een geïntroduceerde soort, die in toenemende mate voorkomt in Vlaanderen en Wallonië. Deze parasiet kan naast de wasbeer, ook vogels en vele andere zoogdieren infecteren. Ook de mens kan besmet worden met deze spoelworm, het is dus een zoönotische parasiet.

De spoelworm werd in juli 2024 voor de eerste keer in ons land vastgesteld bij 6 wasberen in Wallonië (Bouillon, Aywaille, Erezée, Raeren). Het is niet bekend hoe vaak Baylisascaris procyonis bij wasberen in België voorkomt. 

Ziekteverschijnselen bij dieren
Bij wasberen zelf geeft Baylisascaris procyonis meestal geen verschijnselen, tenzij een wasbeer zoveel wormen in zijn lichaam heeft dat de darmen verstopt raken. Dit gebeurt vaker in jonge wasberen, omdat jonge wasberen vaak veel wormen in de darmen kunnen hebben.

Bij vogels en zoogdieren (andere dan wasberen) kunnen na infectie met Baylisascaris procyonis larvae migrans ontstaan die voor neurologische klachten kunnen zorgen.

Ziekteverschijnselen bij mensen
De meeste humane infecties met Baylisascaris procyonis zijn waarschijnlijk asymptomatisch. Hoewel ziekte bij de mens dus niet vaak voorkomt, kan een infectie wel ernstig verlopen. De larvae migrans die na besmetting kan ontstaan, kan immers ernstige, soms zelfs fatale, neurologische klachten veroorzaken. Ook oogklachten zijn mogelijk. 

Besmetting en preventie
Mensen kunnen besmet raken met deze parasiet als ze eitjes van Baylisascaris procyonis opnemen. Dit kan bijvoorbeeld door in aanraking te komen met de mest van geïnfecteerde wasberen, of met besmette aarde. Mensen kunnen ook worden besmet door eitjes die vastgeplakt zitten aan de vacht en die via de handen en mond worden opgenomen.

De grootste risicogroep voor besmetting met Baylisascaris procyonis zijn jonge kinderen van 1-4 jaar oud, omdat zij de neiging hebben vreemde voorwerpen/aarde in hun mond te stoppen die mogelijk eitjes van deze spoelworm bevatten. Het is daarom belangrijk om te voorkomen dat kinderen in aanraking komen met wasberen, hun mest of met aarde die mogelijk besmet is door wasberen. Algemene hygiëne zoals handen wassen na buitenactiviteiten en voor het eten is belangrijk.

Wasberen die als huisdier worden gehouden, vallen onder federale regelgeving. Deze dieren moeten regelmatig worden ontwormd om het risico op besmetting van de omgeving zo laag mogelijk te houden. Ontlasting van wasberen die als huisdier worden gehouden, moet niet met het GFT-afval worden afgevoerd, omdat het dan een risico zou zijn dat de eitjes over een groot gebied worden verspreid.

Voorzorgsmaatregelen:
  • Was bosvruchten (bramen, frambozen en bosbessen), zelfgeplukte paddestoelen en valfruit eerst grondig en kook ze indien mogelijk vóór consumptie (10 minuten op 60°C, 5 minuten op 70°C of 1 minuut op 100°C).
  • Was uw handen goed na buitenactiviteiten, zoals buitenspelen, tuinieren en andere grondwerkzaamheden. 
  • Raak geen in het wild levende dieren (dode of levende) aan. 
  • Dek zandbakken waarin kinderen spelen goed af als ze niet gebruikt worden.
  • Ontworm honden regelmatig.
     

Bijensterfte

De wilde bijen hebben het niet makkelijk om te overleven in Vlaanderen. Dat heeft verschillende oorzaken zoals pesticidengebruik, een verlies aan biodiversiteit en ziekten. 

Meer informatie volgt binnenkort.
 

Blauwalgen

Als er weinig of geen stroming op een waterloop of vijver zit, bestaat de kans bij warm weer dat er cyanobacteriën of blauwalgen beginnen te bloeien. Ze vormen een blauwgroene, soms roodbruine, olieachtige laag op het water en houden gezondheidsrisico's in voor mens en dier. De naam ‘blauwalgen’ is misleidend, want het zijn geen algen of wieren, maar bacteriën. Er zijn meer dan 2000 soorten cyanobacteriën en ze behoren tot de oudste levensvormen op aarde. De blauwalgen kunnen gifstoffen (toxines) produceren die in het water terechtkomen. Hoewel niet alle soorten blauwalgen toxisch zijn, is het overgrote deel dat wel.

Dieren en mensen kunnen ziek worden bij contact met water dat gifstoffen van blauwalgen bevat. Dat contact kan via de mond, huid of via inademing verlopen. Zo kunnen mensen en dieren bij inname van water met gifstoffen van blauwalgen maag- en darmklachten (zoals diarree en braken) krijgen. Contact met het water kan ook leiden tot huidirritatie, zoals jeuk en rode vlekken, tot irritatie van de ogen en oren, hoofdpijn, luchtwegklachten, allergische reacties en astma. Daarnaast komen duizeligheid, ademhalingsproblemen, sloomheid en kramp voor.

Blauwalgen kunnen ook een negatieve impact hebben op in het wild levende dieren. Bij een massale toename van blauwalgen in oppervlaktewater wordt de voedselketen in het water verstoord omdat blauwalgen minder eetbaar zijn voor waterdieren dan ander plankton. Daarnaast veroorzaken blauwalgenbloei grote schommelingen in de zuurstofhuishouding die schadelijk kunnen zijn voor waterdieren. Die schommelingen worden veroorzaakt doordat overdag het waterzuurstofgehalte piekt door massale fotosynthese door de blauwalgen, terwijl ’s nachts het zuurstofgehalte sterk daalt omdat de algen dan veel zuurstof verbruiken.

Wanneer in het najaar de algen massaal afsterven, kan het zuurstofgehalte bovendien zo sterk dalen dat vissen en andere waterdieren sterven. Ten slotte bevordert zuurstoftekort in het water de ontwikkeling van botulisme, wat dodelijk is voor watervogels en vissen. Massale groei van blauwalgen is dus slecht nieuws voor de waterdieren.

Mogelijk stapelen de toxines van blauwalgen zich ook op in de organen en het spierweefsel van watervogels. Daarover is nog niet veel wetenschappelijke informatie beschikbaar. Bij gebrek aan meer duidelijkheid wordt aanbevolen om waterwild niet te consumeren als dat afkomstig is van gebieden waar blauwalgenbloei voorkomt. Het is eveneens aan te raden om ook in de periode na de blauwalgenbloei geen vis of waterwild te consumeren omdat de toxines daarin nog lang aanwezig kunnen blijven. Het koken van voedsel verwijdert de toxines niet.

Omdat watervogels en jachtwild mobiel zijn en niet steeds in dezelfde waterloop of vijver drenken of foerageren, is het een algemeen advies om geen wilde watervogels te consumeren zodra er op diverse plaatsen blauwalgenbloei gesignaleerd wordt.

Blauwtong

Blauwtong is een virale ziekte waarvan verschillende serotypen bestaan die schapen, runderen en wilde grazers treft; vooral bij de eerste soort treedt een hoge mortaliteit op. De eerste grote uitbraak van BTV in Noord-Europa dateert van 2006-2009; toen circuleerde serotype 8. In September 2023 brak BTV-3 uit in Nederland en in oktober 2023 werd een eerst geval in Vlaanderen vastgesteld.

Blauwtong wordt niet overgedragen van dier op dier en ook niet van dier op mens. De overdracht van BTV gebeurt door verschillende soorten knijten (o.a. Culicoides obsoletus complex). Knijten (of knutten) zijn zeer klein (enkele mm) en worden voornamelijk door de wind verplaatst. Ze kunnen zowat overal ter wereld aangetroffen worden maar hebben nood aan een vochtige omgeving voor de ontwikkeling van eieren, larven en poppen. Voor meer info zie "knijten".

De knijtensoorten die BTV kunnen overdragen worden vaak gevonden in koeienvlaaien of mesthopen waarbij temperatuur, pH en vochtigheidsgraad belangrijke bepalende elementen vormen. Ze kunnen echter ook aangetroffen worden in andere modderige substraten.

Enkel vaccinatie kan helpen om de ziekte te voorkomen maar op dit moment is er geen vaccin tegen BTV-3 beschikbaar. Het verplaatsen van kuddes naar drogere delen of het opstallen van dieren bij schemering en ’s nachts (tijdens de piekactiviteit van de knijten) kan het risico op knijtensteken verminderen. Meer informatie kan gevonden worden op de FAVV website.

Bij vermoeden van blauwtong moet onmiddellijk een dierenarts gecontacteerd worden.
 

Botulisme

Botulisme is een vergiftiging die wordt veroorzaakt door gifstoffen (toxines) afkomstig van de bacterie Clostridium botulinum. Die bacterie kan overal in het milieu voorkomen, vooral in de vorm van sporen. De sporen zijn bestand tegen vocht en hitte en kunnen ook goed tegen uitdroging. Onder gunstige omstandigheden – namelijk als er weinig zuurstof is – kunnen de sporen overgaan in bacteriën die grote hoeveelheden toxines produceren. Die toxines zijn gevaarlijk voor mens en dier. Ze beïnvloeden het zenuwstelsel en veroorzaken verlammingsverschijnselen bij mens en dier. Botulisme is dus niet van het ene dier op het andere overdraagbaar zoals dat bij een infectieuze ziekte het geval is, maar wordt overgedragen via inname van toxines. Een hoge vissterfte is een duidelijke risicofactor voor het aantreffen van botulisme. Momenteel loopt er in Vlaanderen geen monitoringsprogramma voor botulisme.

De belangrijkste factoren voor een uitbraak van Botulisme zijn eutrofiëring van het water in combinatie met verhoogde temperatuur (in de zomer of, lokaal, door thermische verontreiniging). Botulisme komt sneller tot uiting bij zuurstoftekort in het water. Kadavers van vogels en vissen die blijven liggen kunnen zorgen voor een uitbraak van botulisme door gifproductie van de bacterie Clostridium botulinum. Daarom is het belangrijk kadavers snel uit het water te verwijderen. Contacteer dus steeds de terreinbeheer wanneer je meerdere vis- en/of vogelkadavers aantreft. 

Om de uitbreiding van de gifproductie af te remmen is het aangewezen dat de terreinbeheerder:
  • dode vogels en vissen zo snel mogelijk uit het water haalt en verwijdert via Rendac;
  • noodlijdende vogels met vergiftigingssymptomen zo snel mogelijk brengt naar een erkend Opvangcentrum voor Vogels en Wilde Dieren;
  • zieke en dode dieren niet aanraakt met blote handen, maar wegwerphandschoenen, overall en laarzen draagt.
     
Het is aanbevolen de normale hygiëne in acht te nemen: tijdens een opruimactie nooit eten of roken en erna de handen goed wassen en eventuele kleine wondjes ontsmetten. 

De verzamelde kadavers moeten goed verpakt worden in een sluitende, stevige plastieken zak en onmiddellijk afgevoerd via Rendac of naar een erkende verbrandingsinstallatie.

Nadat alle kadavers en zieke vogels op de aangetaste locatie zijn verwijderd, kunnen afhankelijk van de lokale omstandigheden, volgende acties aangewezen zijn om de uitbraak te stoppen: 
  • het toedienen van zuiver water met behulp van een krachtige pomp zodat het zuurstofgehalte in de besmette vijver, poel of plas geleidelijk aan toeneemt. De beste methode bestaat erin het water hoog in de lucht te spuiten – als een fontein – zodat de waterstraal de nodige zuurstof uit de lucht kan opnemen. 
  • een systeem voorzien om een permanente zuurstoftoevoeging te verzekeren via een sterke doorstroming van zuiver water in ondiepe en stilstaande waterplassen die risicovol zijn voor botulisme. Ondiepe plassen kunnen uitgediept worden, gecombineerd met de toevoeging van zuiver water. Op die manier zal het water minder snel kunnen opwarmen en zal het zuurstofgehalte langer op peil blijven. Een logisch gevolg hiervan is dat de bacterie Clostridium botulinum minder ontwikkelingskansen krijgt.
     

Brucellose

Brucellose is een bacteriële infectie die onder meer bij varkens voorkomt. De bacterie is ongevaarlijk voor de mens, maar professionele varkensbedrijven kunnen bij een besmetting grote schade oplopen. Daarom wordt ook de verspreiding bij in het wild levende zwijnen goed opgevolgd. Sporadisch kan brucellose ook bij runderen voorkomen.

Chytridiomycose

Amfibieënpopulaties kennen wereldwijd een dramatische terugval. De infectieziekten chytridiomycose en ranavirose spelen daarin een sleutelrol. De schimmelziekte chytridiomycose wordt meestal veroorzaakt door de schimmel Batrachochytrium salamandrivorans. Ze is niet schadelijk voor de mens, maar heeft de jongste jaren een reputatie opgebouwd van notoire amfibieëndoder. De schimmel werd eind jaren 1990 ontdekt en infecteerde wereldwijd al meer dan 440 soorten amfibieën. De ziekte vormt daarmee een grote bedreiging voor de biodiversiteit. In 2013 werd voor het eerst chytridiomycose ontdekt bij vuursalamanders in Wallonië. Sindsdien veroorzaakt de ziekte er een massale sterfte.

COVID-19 (corona)

COVID-19, voluit coronavirus disease 2019, is een besmettelijke ziekte die wordt veroorzaakt door het virus SARS-CoV-2, een van de coronavirussen. De ziekte werd eind 2019 voor het eerst opgemerkt in de Chinese stad Wuhan. De belangrijkste symptomen zijn koorts, hoesten en kortademigheid. Bij mensen met een minder sterk afweersysteem, zoals ouderen en chronisch zieken, kan de ziekte leiden tot een zware, soms dodelijke longontsteking. Omdat COVID-19 een zware impact kan hebben op de volksgezondheid, neemt de overheid maatregelen om het virus in te dijken.

We hebben vanuit Natuur en Bos en andere relevante partners ook aandacht voor de mogelijke negatieve impact van een overdracht van het COVID-19-virus van de mens op dieren die in het wild leven, waaronder ook vleermuizen. We willen immers voorkomen dat kwetsbare populaties, die belangrijk zijn voor onze biodiversiteit, getroffen worden. Ook willen we vermijden dat er vervolgens nieuwe virussen ontstaan, die dan mogelijk weer naar de mens overgedragen kunnen worden. De coronapandemie maakt duidelijk wat wetenschappers al lang weten: de mens heeft er alle belang bij om de biodiversiteit en ecosystemen te beschermen. Een ecosysteem in evenwicht is de beste garantie tegen toekomstige uitbraken van nieuwe pandemieën die onze volksgezondheid kunnen bedreigen.

Overdracht tussen mens en dier
Mensen en dieren dragen verschillende soorten virussen en andere ziekteverwekkers met zich mee. In enkele gevallen kunnen die van de ene soort op de andere overspringen. Zo is ook het virus SARS-CoV-2, dat COVID-19 veroorzaakt, bij de mens terecht gekomen. Een van de mogelijke theorieën is dat het nu circulerende virus zijn oorsprong zou hebben bij een verwant virus, gevonden bij een Chinese vleermuissoort. Dat zou vervolgens al dan niet via een andere diersoort zijn overgegaan naar de mens. Door verdere mutaties evolueerde het uiteindelijk naar een voor de mens heel besmettelijk virus. De evolutie van het vleermuisvirus naar het voor de mens besmettelijk virus zou naar schatting 40-70 jaar hebben geduurd. 

Europese vleermuizen niet besmet
Het COVID-19-virus komt niet voor bij Europese vleermuizen of andere in het wild levende dieren. Bang zijn voor vleermuizen is dus nergens voor nodig. In Vlaanderen leven 19 soorten vleermuizen, waarvan 13 soorten ernstig bedreigd zijn. Het zijn heel nuttige dieren, die een cruciale rol spelen in onze ecosystemen. Zo verorberen ze bijvoorbeeld elke nacht grote aantallen muggen, waaronder ook muggensoorten die ziekten zoals malaria verwekken. Ook voor de landbouw is het goed dat de vleermuizen populaties van bepaalde insectensoorten in bedwang houden. Daarnaast vervullen vleermuizen wereldwijd een belangrijke ecologische rol bij de bestuiving van plantensoorten en de verspreiding van zaden van fruit waarmee ze zich voeden.

We moeten daarom voorkomen dat de mens het COVID-19-virus zou overbrengen naar onze bedreigde vleermuizen en bij uitbreiding ook andere wildedierenpopulaties. Wetenschappers achten de kans dat het virus een probleem zou veroorzaken bij vleermuizen of andere wildpopulaties klein, maar sluiten het momenteel niet uit. Het is niet bekend wat het effect kan zijn van een infectie met een voor hen nieuw en onbekend virus. Daarom moeten we voorzichtig zijn en alle voorzorgen nemen om het COVID-19-virus niet over te dragen van de mens op in het wild levende dieren.

De meeste diersoorten zijn naar alle waarschijnlijkheid niet gevoelig voor het COVID-19-virus en zullen er dus ook niet ziek van worden of het zelf actief verspreiden. Gebaseerd op de nog beperkte beschikbare wetenschappelijke kennis zijn een aantal diersoorten mogelijk wel meer vatbaar voor het virus. Zo kan het circulerende virus mogelijk worden overgedragen op onder meer katten, marterachtigen, hertachtigen (ree, damhert, edelhert) en enkele vleermuissoorten. Ook runderen en schapen die worden ingezet om natuurgebieden te begrazen zouden kunnen behoren tot de meer vatbare diersoorten voor het COVID-19-virus. Het is op dit moment nog onduidelijk hoe vlot het kan worden overgedragen van de mens op de meer vatbare diersoorten en wat vervolgens de impact is voor de betreffende dierpopulaties. Voorzorgsmaatregelen verspreiding COVID-19 bij in het wild levende dieren
Uitgaande van het voorzorgsprincipe om onze wilde dierenpopulaties te beschermen, is het aangewezen om voorzorgsmaatregelen te nemen bij contact met in het wild levende dieren.
  1. Aanbevelingen voor medewerkers van opvangcentra voor in het wild levende dieren
  2. Aanbevelingen voor wandelaars die een ziek, verzwakt of gekwetst dier in het wild aantreffen
  3. Aanbevelingen voor eigenaars en gebruikers van een kelder, zolder of stal met vleermuizen
  4. Aanbevelingen voor vleermuisonderzoekers en professionelen die een direct contact hebben met vleermuizen
  5. Aanbeveling voor anderen die indirect contact hebben met vleermuizen
     
Deze aanbevelingen zijn gebaseerd op internationale aanbevelingen en op de beschikbare wetenschappelijke kennis. Deze aanbevelingen gelden met onmiddellijke ingang en blijven doorlopend gelden totdat Natuur en Bos andere richtlijnen communiceert. Natuur en Bos zal deze richtlijnen updaten op basis van de beschikbare kennis inzake het risico op en de impact van overdracht van het COVID19-virus naar in het wild levende dieren.£

1. Aanbevelingen voor medewerkers van opvangcentra voor in het wild levende dieren
Om zo goed mogelijk te voorkomen dat verzorgers een eventuele coronabesmetting zouden overdragen naar de dieren die ze opvangen in het opvangcentrum, wordt aanbevolen om volgende voorzorgsmaatregelen te nemen bij het verzorgen van in het wild levende zoogdieren (het voederen en manipuleren van zoogdieren, het reinigen van de kooien…):
  • Blijf steeds thuis als u positief testte op COVID-19, enige vorm van ziekteverschijnselen vertoont of als u recent in contact geweest bent met mensen die besmet zijn of ziekteverschijnselen vertonen. Benader geen opgevangen dieren tot twee weken na het verdwijnen van de symptomen.
  • Hou u aan de geldende social distancing regels voor contact met andere mensen die uitgevaardigd zijn door de federale overheid.
  • Draag wegwerphandschoenen. Indien dikkere handschoenen aangewezen zijn om beten te voorkomen (bv. ter voorkoming van rabiës), moeten die handschoenen na elk gebruik gereinigd en gedesinfecteerd worden (door ze te wassen op 60°C of door gebruik van een ontsmettingsmiddel).
  • Draag een mondmasker, liefst een medisch-FFP2-mondmasker, maar indien dat niet beschikbaar is, voldoet ook een ander mondmasker dat conform is aan de criteria beschreven op www.info-coronavirus.be/nl/mondmasker/.
  • Reinig al het gebruikte materiaal.
  • Stel na een verblijf in een VOC marterachtigen, vleermuizen en hertachtigen pas opnieuw in vrijheid na een negatief testresultaat van het COVID-19-virus. Wanneer andere zoogdieren ziektesymptomen vertonen die verdacht zijn voor een COVID-19-infectie, stelt u die ook pas weer in vrijheid na een negatief testresultaat van het COVID-19-virus.
2. Aanbevelingen voor wandelaars die een ziek, verzwakt of gekwetst dier in het wild aantreffen
Als u in de natuur een wild dier vindt dat ziek of gekwetst is, dan kunt u het voor verzorging naar een erkend opvangcentrum voor in het wild levende dieren brengen. 
  • Laat een dier dat niet duidelijk ziek of gekwetst is in de natuur.
  • Zeker als u een schijnbaar verlaten reekalfje ziet: ga er niet naartoe, raak het niet aan en laat het ter plaatste. Verlaat zo snel mogelijk de omgeving zodat de moeder terug kan keren om het jong te zogen.
  • Raak geen dieren aan als u symptomen hebt van COVID-19 of die recent hebt gehad.
  • Doe wegwerphandschoenen aan en een mondmasker als u een noodlijdend dier naar een VOC brengt. Zo kunt u de kans minimaliseren dat u het COVID-19-virus zou overbrengen op het dier.
3. Aanbevelingen voor eigenaars en gebruikers van een kelder, zolder, bunker of stal met vleermuizen
  • Vermijd de omgeving van vleermuizen als u positief testte op COVID-19, enige vorm van ziekteverschijnselen vertoont of als u recent in contact geweest bent met mensen die besmet zijn of ziekteverschijnselen vertonen. Benader geen vleermuizen tot twee weken na het verdwijnen van de symptomen.
  • Vermijd zoveel mogelijk de ruimtes waar vleermuizen verblijven om hen te beschermen.
  • Betreedt u toch een ruimte met vleermuizen, draag dan een mondmasker en wegwerphandschoenen om de vleermuizen te beschermen en ze niet ziek te maken.
  • Zijn er enkel vleermuizen in uw kelder, zolder of stal in het winterseizoen?
    • Gebruik dan toch al vanaf juli bij het betreden van die ruimten een mondmasker als bescherming en pas een goede handhygiëne toe (was uw handen zorgvuldig voor en na het bezoek). Dit om het COVID-19-virus niet te verspreiden in de ruimte waar de vleermuizen vanaf juli al zullen langskomen.
    • Draag bij rondleidingen in mergelgrotten of forten mondmaskers en zie erop toe dat er een goede handhygiëne is (was uw handen zorgvuldig voor en na het bezoek).
4. Aanbeveling voor vleermuisonderzoekers en professionelen die een direct contact hebben met vleermuizen
In Vlaanderen besloot de bevoegde overheid, het Agentschap voor Natuur en Bos, in april 2020 om alle onderzoek door vleermuisonderzoekers waarbij nabijheid tot vleermuizen (minder dan 3 meter) nodig is, stil te leggen voor de periode van één jaar. Gezien de dalende prevalentie in de humane populatie en gezien de vaccinatie tegen het SARS-CoV-2 virus kan het vleermuizenonderzoek in Vlaanderen - zowel bezoeken aan verblijfplaatsen als vangsten - vanaf juli 2021 opnieuw opstarten onder de voorwaarden die hieronder worden toegelicht.

Bezoeken aan winterverblijfplaatsen
In Vlaanderen verblijven vleermuizen ’s winters zowel in boomholten als in grotachtige objecten zoals ruïnes, forten, groeves, ijskelders en bunkers. Vleermuisonderzoekers bezoeken dergelijke plaatsen voor inventarisaties, monitoring (o.a. in functie van de meetnetten van de Vlaamse overheid), voor beschermingsacties of om probleemsituaties op te lossen. Andere gebruikers (eigenaars, aannemers, inspecteurs monumentenwacht, speleologen,…) bezoeken die plaatsen eveneens regelmatig.

Richtlijnen bij bezoeken aan winterverblijfplaatsen (vanaf oktober 2021):
  • Bezoeken worden enkel uitgevoerd als er geen andere, minder verstorende methode is om de onderzoek-vraag te beantwoorden.
  • Het aantal bezoeken per winter wordt zo beperkt mogelijk gehouden.
  • De duur van het bezoek is zo kort mogelijk. Tellingen van vleermuisclusters gebeuren door het nemen van een foto waarop de vleermuizen achteraf geteld worden.
  • Het aantal personen die deelnemen aan de telling wordt beperkt tot het noodzakelijke minimum.
  • Deelname aan wintertellingen kan enkel voor mensen die:
    • In het bezit zijn van een Covid Safe Pass
    • Niet positief getest zijn op COVID-19 de laatste 14 dagen
    • Geen enkele vorm van COVID-gerelateerde ziekteverschijnselen vertonen[1]
    • Geen recent hoogrisicocontact hadden met mensen die besmet zijn of ziekteverschijnselen vertonen
  • Benader geen vleermuizen tot 4 weken na het verdwijnen van COVID-symptomen.
  • Tijdens wintertellingen worden vanzelfsprekend de geldende regels (social distancing, groepsgrootte, avondklok…) die op dat moment uitgevaardigd zijn door de overheden gevolgd.
  • Alle personen die deelnemen aan de wintertelling moeten zoveel als redelijkerwijs mogelijk afstand houden van de vleermuizen en zorgen voor goede handhygiëne (handen grondig wassen of desinfecteren voor en na een bezoek).
  • Iedereen die deelneemt aan een wintertelling draagt binnen een geschikt mondmasker (geen sjaal of dergelijke) en voorziet ook voldoende reservemondmaskers om zo nodig te vervangen.
  • Indien de epidemiologie van SARS-CoV-2 het vereist, kan Natuur en Bos alle activiteiten opschorten met onmiddellijke ingang.
     
Koloniebezoeken in de zomer
In Vlaanderen verblijven vleermuizen - althans de vrouwtjes en hun jongen - in het zomerhalfjaar in groepen van enkele dieren tot enkele honderden exemplaren in kolonies. Die kolonies kunnen, afhankelijk van de soort, gebruik maken van boomholten, maar ook van structuren in gebouwen zoals zolders van kerken of andere gebouwen, stallen, vleermuiskasten en andere plaatsen. Vleermuisonderzoekers bezoeken gekende en mogelijke kolonieplaatsen voor inventarisaties, monitoring (o.a. in functie van de meetnetten van de Vlaamse overheid), voor beschermings-acties of om probleemsituaties op te lossen. Andere gebruikers (eigenaars, kerkfabrieken, aannemers, inspecteurs monumentenwacht…) bezoeken die kolonieplaatsen eveneens regelmatig.

Richtlijnen bij koloniebezoek in de zomer (vanaf juli 2021):
  • Koloniebezoeken worden enkel uitgevoerd als er geen andere, minder verstorende methode is om de onderzoekvraag te beantwoorden.
  • Het aantal koloniebezoeken per seizoen wordt zo beperkt mogelijk gehouden.
  • De duur van het bezoek aan een kolonie is zo kort mogelijk. Vleermuistellingen van vleermuisclusters gebeuren door het nemen van een foto waarop de vleermuizen achteraf geteld worden.
  • Het aantal personen die deelnemen aan het bezoek aan een kolonie is beperkt tot 2.
  • Deelname aan koloniebezoeken kan enkel voor mensen die:
    • In bezit zijn van een volledig vaccinatiepaspoort (minimaal 14 dagen na de laatste injectie)
    • Of een negatieve PCR-test kunnen voorleggen die niet ouder is dan 72 uur
    • Of een negatieve sneltest (geen zelftest) kunnen voorleggen die niet ouder is dan 24 uur.
  • Deelname aan koloniebezoeken kan niet als u positief testte op COVID-19 de laatste 14 dagen, elke vorm van COVID-gerelateerde ziekteverschijnselen vertoont, of als u recent een hoogrisicocontact geweest hebt gehad met mensen die besmet zijn of ziekteverschijnselen vertonen. Benader geen vleermuizen tot 4 weken na het verdwijnen van de symptomen.
  • Tijdens koloniebezoeken worden vanzelfsprekend de geldende regels (social distancing, groepsgrootte, avondklok…) die op dat moment uitgevaardigd zijn door de federale overheid gevolgd.
  • Alle personen die deelnemen aan het koloniebezoek moeten afstand houden van de vleermuizen en zorgen voor goede handhygiëne (handen grondig wassen of desinfecteren voor en na een koloniebezoek).
  • Indien de epidemiologie van SARS-CoV-2 het vereist, kan Natuur en Bos per direct alle activiteiten opschorten.
     
Vleermuisvangsten
In Vlaanderen worden voor onderzoeksprojecten vleermuizen gevangen en weer losgelaten op de vangstplaats. Dat gebeurt meestal door ervaren vrijwilligers van de Vleermuizenwerkgroep van Natuurpunt Studie. Die vangsten gebeuren voor:
  • Inventarisaties (bv. voor soortbepaling van soorten die niet onderscheidbaar zijn met andere methodes, voor soorten die moeilijk te inventariseren zijn door middel van andere methodes)
  • Specifiek onderzoek (bv. staalname voor epidemiologisch onderzoek, DNA-staalname, telemetrie-onderzoek naar habitatgebruik)
  • Monitoring (bv. jaarlijkse zwermvangsten)
     
De meeste vangsten vinden plaats in foerageergebieden en in de nazomer bij zwermplaatsen. Daarnaast worden sporadisch vleermuizen gevangen in probleemsituaties (bv. het wegvangen van vleermuizen die in een woning terechtkomen). Voor het vangen van vleermuizen is een ontheffing noodzakelijk op het Soortenbesluit.

Richtlijnen bij vleermuisvangsten (vanaf juli 2021):
  • Vleermuisvangsten worden enkel uitgevoerd als er geen andere, minder invasieve methode is om de onderzoekvraag te beantwoorden.
  • Vleermuisvangsten zijn enkel mogelijk als het betreffende onderzoek op voorhand werd gecommuniceerd aan Natuur en Bos (via mail aan wildedierenziekten@vlaanderen.be) en er door Natuur en Bos geen negatief advies werd gegeven.
  • Te allen tijde is de vangleider verantwoordelijk voor het correcte verloop van een vangactie. Hij/zij neemt wanneer nodig werkzaamheden van helpers over of sluit (tijdelijk) de vangmiddelen.
  • Vleermuisvangsten voor onderzoek worden uitgevoerd met aangepaste vangmiddelen die veilig zijn zoals mistnetten, netten en harptraps; handvangst kan bij niet-vliegende dieren.
  • Er wordt op voorhand ingeschat hoeveel vangmiddelen door de vanggroep beheersbaar zijn. Bij onverwachte grotere aantallen vangsten worden vangmiddelen (tijdelijk) buiten werking gesteld.
  • Binnen een straal van 50 meter rond zomerverblijven van gebouw-bewonende soorten wordt niet gevangen. Daaronder valt ook het afvangen van (op) zomerverblijven omdat die soorten zeer trouw zijn aan hun verblijfplaats.
  • Een vangmiddel wordt zodanig opgezet dat het snel dichtgeschoven kan worden als het vangstsucces groter is dan de snelheid voor verdere manipulatie (opmeten, staalname, zenderen) en dat een vleermuis snel binnen handbereik gebracht kan worden zonder het dier in gevaar te brengen.
  • Open mistnetten worden ten minste 1 keer per 10 minuten gecontroleerd. Bij groot vangstsucces wordt de frequentie opgevoerd. Bij de plaatsing van de vangmiddelen wordt ervoor gezorgd dat deze controlesnelheid mogelijk is.
  • Vleermuizen worden in minder dan 2 minuten uit het net bevrijd. Vleermuizen waarbij dat niet lukt, krijgen een spoedbehandeling. Ofwel neemt een ervaren vanger het dier over en maakt het los, ofwel wordt het dier bevrijd door de draden waarmee het dier verward zit, los te knippen. Een schaar moet binnen handbereik zijn.
  • Alle gevangen vleermuizen moeten uiterlijk een uur na de vangst ter plaatse weer worden vrijgelaten. Als er een speciale reden is om het dier langer vast te houden (bv. telemetrie) dan is bijvoedering vereist. Het is daarom aan te raden bv. meelwormen mee te nemen.
  • Zwangere of lacterende vrouwtjes krijgen een spoedbehandeling. Ze worden zo snel mogelijk, maar ten allerlaatste binnen een halfuur na de vangst vrijgelaten.
  • Hoogzwangere vrouwtjes en vrouwtjes met aanhangend jong worden onmiddellijk na het bevrijden uit het net vrijgelaten.
  • Bij vrijlating krijgen de dieren de gelegenheid zelfstandig weg te vliegen. Eventueel worden ze op een boom of muur geplaatst.
  • Afkoeling van dieren wordt voorkomen, bijvoorbeeld door ze niet op tochtige plaatsen te hangen. Afgekoelde dieren worden opgewarmd voor vrijlating.
  • Deelname aan vleermuisvangstsessies kan enkel voor mensen die:
    • In het bezit zijn van een volledig vaccinatiepaspoort (minimaal 14 dagen na de laatste injectie)
    • Of een negatieve PCR-test kunnen voorleggen die niet ouder is dan 72 uur
    • Of een negatieve sneltest (geen zelftest) kunnen voorleggen die niet ouder is dan 24 uur
  • Deelname aan vleermuisvangstsessies kan niet als u positief testte op COVID-19 de laatste 14 dagen, enige vorm van COVID-gerelateerde ziekteverschijnselen vertoont, of als u recent een hoogrisicocontact heeft gehad met mensen die besmet zijn of ziekteverschijnselen vertonen. Benader geen vleermuizen tot 4 weken na het verdwijnen van de symptomen.
  • Tijdens vangstsessies worden vanzelfsprekend de geldende regels (social distancing, groepsgrootte, avondklok…) die op dat moment uitgevaardigd zijn door de federale overheid gevolgd.
  • Vleermuizen worden enkel gehanteerd door personen die een rabiësvaccin ontvingen en een voldoende hoge titer hebben.
  • Tussen het vangen en manipuleren worden vleermuizen individueel geplaatst in propere katoenen vang-zakjes (eenmaal gebruikt per vangsessie).
  • Na vangst worden materiaal (schuifmaat, pincet) ontsmet met 70% ethanol. Vangzakjes worden gewassen met voldoende wasmiddel op min. 60°.
  • Bij het beschrijven en manipuleren van vleermuizen wordt niet op de dieren geblazen, maar gebruik gemaakt van een blaasbalgje om in de pels te kijken.
  • Indien de epidemiologie van SARS-CoV-2 het vereist, kan Natuur en Bos per direct alle activiteiten opschorten.
5. Aanbeveling voor anderen die indirect contact hebben met vleermuizen
Inspecteurs van monumentenwacht, ander inspectiepersoneel (bv. onroerend erfgoed), mensen van de kerkuilen-werkgroep en andere mensen die vaak in ruimtes komen die gebruikt worden door vleermuizen, moeten volgende voorzorgsmaatregelen nemen:
  • De ruimten die gebruikt worden door vleermuizen mogen enkel betreden worden door mensen die:
    • In het bezit zijn van een volledig vaccinatiepaspoort (minimaal 14 dagen na de laatste injectie)
    • Of een negatieve PCR-test kunnen voorleggen die niet ouder is dan 72 uur
    • Of een negatieve sneltest (geen zelftest) kunnen voorleggen die niet ouder is dan 24 uur
  • Betreding kan niet als u positief testte op COVID-19 de laatste 14 dagen, enige vorm van COVID-gerelateerde ziekteverschijnselen vertoont, of als u recent een hoogrisicocontact hebt gehad met mensen die besmet zijn of ziekteverschijnselen vertonen. Benader geen vleermuizen tot 4 weken na het verdwijnen van de symptomen.
  • Tijdens het bezoek worden vanzelfsprekend de geldende regels (social distancing, groepsgrootte, avondklok…) die op dat moment uitgevaardigd zijn door de federale overheid gevolgd.
  • Alle personen die deelnemen moeten afstand houden van de vleermuizen en zorgen voor goede handhygiëne (handen grondig wassen of desinfecteren voor en na een koloniebezoek).
  • Indien de epidemiologie van SARS-CoV-2 het vereist, kan Natuur en Bos per direct alle activiteiten opschorten.
     

Cyanotoxines van blauwalgen

Blauwalgen zijn geen echte algen of wieren maar bacteriën. Hun wetenschappelijke naam is cyanobacteriën. Er zijn meer dan 2.000 soorten cyanobacteriën en ze behoren tot de oudste levensvormen op aarde. Cyanobacteriën zorgen vaak voor overlast omdat ze gifstoffen produceren die watervogels, vee, huisdieren en zelfs mensen kunnen vergiftigen. 
Blauwalgen komen vrijwel uitsluitend voor in oppervlaktewater. Ze beginnen te bloeien in specifieke omstandigheden:
  • Als er weinig of geen stroming op een waterloop of vijver zit
  • Als het water (te) veel voedingsstoffen bevat, zoals fosfaat of nitraat 
  • Als het langere tijd heel warm is
     
De blauwalgen vormen dan een blauwgroene, olieachtige laag op het water. Niet alle soorten blauwalgen zijn toxisch, maar de meeste wel.

Schadelijke gevolgen
Water dat gifstoffen van blauwalgen bevat, kan mensen en dieren ziek maken. Het drinken van besmet water kan leiden tot maag- en darmklachten, zoals braken en diarree. Ook het aanraken of inademen van cyanotoxines kan problemen veroorzaken, zoals jeuk, rode vlekken op de huid, irritatie van de ogen en oren, hoofdpijn, luchtwegklachten, allergische reacties en astma. In uitzonderlijke gevallen worden mensen duizelig of krijgen ze last van ademhalingsproblemen, vermoeidheid of krampen. In België komen mensen vooral in contact met besmet water tijdens het zwemmen of andere watersporten. 

Blauwalgen kunnen ook een negatieve impact hebben op in het wild levende dieren. Bij een massale toename van cyanobacteriën in oppervlaktewater wordt de voedselketen verstoord, omdat blauwalgen minder eetbaar zijn voor waterdieren dan andere vormen van plankton. Daarnaast veroorzaken blauwalgen grote schommelingen in het zuurstofgehalte van het water, omdat ze overdag heel veel zuurstof produceren en ’s nachts veel zuurstof verbruiken. Een zuurstoftekort in het water bevordert de ontwikkeling van botulisme, wat dodelijk is voor vissen en watervogels. Ook als de algen in het najaar afsterven, kan het zuurstofgehalte zo sterk dalen dat vissen en andere waterdieren sterven. 

Aanbevelingen
Om gezondheidsproblemen door cyanotoxines te voorkomen houdt u het best rekening met de volgende aanbevelingen.
  • Consumeer geen waterwild dat afkomstig is uit gebieden waar blauwalgenbloei voorkomt. De toxines van blauwalgen kunnen zich mogelijk opstapelen in de organen en het spierweefsel van watervogels. Daarover is nog niet veel wetenschappelijke informatie beschikbaar. Bij gebrek aan duidelijkheid is voorzichtigheid geboden. 
  • Is de blauwalgenbloei verdwenen, wacht dan nog enkele maanden om vis of waterwild uit het gebied te consumeren. De toxines kunnen nog lang in dierlijk weefsel aanwezig blijven. 
  • Wordt er op meerdere plaatsen blauwalgenbloei gesignaleerd, wacht dan enkele maanden om wilde watervogels te consumeren. Watervogels en jachtwild zijn mobiel en drinken niet altijd uit dezelfde vijver of waterloop. 
  • Het koken van voedsel verwijdert de toxines niet.
  • Zoek op wat u als land- of tuinbouwer of als eigenaar van een vis- of recreatievijver kunt doen om blauwalgenbloei tegen te gaan, en hoe u gevallen van blauwalgenbloei kunt melden.
     

Duivenziekte (trichomoniase)

Trichomoniase is een infectieziekte bij vogels die wordt veroorzaakt door Trichomonas gallinae, een eencellige parasiet. Vooral duiven worden geïnfecteerd, maar soms ook andere vogels. De ziekte wordt slechts zelden aangetroffen bij kippen of kalkoenen. Duivenziekte veroorzaakt een abces in het bovenste deel van het spijsverteringskanaal (de keel en/of de slokdarm). Daardoor kan de vogel minder goed eten.

Risico’s
Vogels die duivenziekte oplopen, verliezen gewicht en kunnen last krijgen van zwellingen, overgeven en ademhalingsproblemen. Na vier dagen kan de vogel sterven. Enkele preventieve maatregelen kunnen helpen om de verspreiding van de ziekte tegen te gaan. Er zijn geen aanwijzingen dat duivenziekte overdraagbaar is op de mens of op andere zoogdieren. Bij Natuur en Bos loopt momenteel geen monitoringprogramma voor trichomoniase.
 

Egelinfectie

Sinds 2019 belaagt de bacterie Corynebacterium ulcerans de egelpopulatie in Vlaanderen. Vanaf 2020 nam het aantal egelslachtoffers zienderogen toe. Getroffen egels hebben wonden op en rond het hoofd, gezwollen poten, onderhuidse abcessen en zweertjes. Op warme dagen leggen vliegen eitjes in de wonden, waar vervolgens maden uitkomen. De egels raken zodanig verzwakt dat ze meestal sterven aan de aandoening. Natuur en Bos onderzoekt de ziekteproblematiek bij de egelpopulatie in Vlaanderen in samenwerking met de Wildlife Health Group van de Universiteit Gent.

Hantavirose

Hantavirose is een virale infectie die wat symptomen betreft een beetje lijkt op griep. Een besmetting bij de mens kan eveneens gepaard gaan met hevige pijn. Het virus wordt overgebracht door knaagdieren zoals de rosse woelmuis. Een piek in het aantal menselijke besmettingen loopt meestal gelijk met een populatiepiek bij de woelmuis. 

Behandeling
Bij de meeste patiënten volstaat het om de koorts en de hoofdpijn te behandelen met paracetamol. Soms kunnen nier- en luchtwegaandoeningen door hantavirose ernstige vormen aannemen en heeft een patiënt beademing en/of nierdialyse nodig. Het merendeel van de patiënten geneest binnen de twee à drie weken, al kan de bijbehorende vermoeidheid langer blijven aanslepen. 

Besmetting voorkomen
In België komt het hantavirus vooral in de Ardennen voor. Er wordt aangeraden om contact met in het wild levende knaagdieren te vermijden. Vindt u muizenkeutels of dode knaagdieren in huis, neem dan preventieve maatregelen. Haal alle kadaverresten weg en poets en ontsmet het huis. Bij Natuur en Bos loopt momenteel geen monitoringprogramma voor hantavirose. 
 

Hondsdolheid (rabiës)

Rabiës is een ernstige, acute ontsteking van de hersenen door het rabiësvirus. De ziekte kan bij dieren leiden tot razernij – vandaar de benaming ‘hondsdolheid’ -, maar komt ook voor in een paralytische vorm, waarbij het dier er slap, verlamd en meelijwekkend uitziet. 

Klassieke rabiës
Rabiës of hondsdolheid is een zoönose: een ziekte die van dieren op mensen kan worden overgedragen. De aandoening komt vooral voor bij honden en kleinere wilde carnivoren zoals vossen en wasbeerhonden. Een besmetting bij mensen is zeldzaam maar zeer ernstig: een niet-behandelde infectie is vrijwel altijd dodelijk. In België dateert het laatste autochtone geval van rabiës bij de mens van vóór 1930. De Wereldgezondheidsorganisatie verklaarde België in 2001 vrij van klassieke rabiës na een jarenlange orale vaccinatiecampagne onder vossen, die van 1966 tot 1999 zowel reservoir als vector van deze ziekte waren. Sinds de uitroeiing van rabiës bij vossen heeft België nog maar twee gevallen van hondsdolheid gekend (in 2007 en 2008), telkens door een illegaal geïmporteerde hond. Dankzij een intensieve surveillance heeft ons land telkens zes maanden na elk incident zijn rabiësvrije statuut herwonnen. Dit statuut slaat enkel op het klassieke rabiësvirus bij honden en wilde carnivoren en niet op de verwante rabiësvirussen bij vleermuizen.

Rabiës bij vleermuizen
In 2017 werden twee vleermuizen in het zuiden van België gediagnosticeerd met European Bat Lyssavirus, oftewel atypische rabiës. Het was de eerste keer dat die rabiësvariant in ons land opdook. Het European Bat Lyssavirus is de enige vorm van hondsdolheid die door vleermuizen op mensen kan worden overgedragen. Het virus is nauw verwant met het klassieke rabiësvirus en kan dezelfde dodelijke ziekte veroorzaken. Daarom raadt Natuur en Bos aan om vleermuizen zo weinig mogelijk met de blote hand aan te raken, zeker niet als een dier ziek lijkt, niet kan vliegen, herhaaldelijk op de rug valt, willekeurige bewegingen maakt of tekenen van agressie vertoont. 

Besmetting voorkomen
De vleermuis is een beschermde diersoort in Europa en vormt zelden een gevaar voor de gezondheid van mens of dier. Komt u toch met vleermuizen in contact? Volg dan de onderstaande aanbevelingen op:
  • Het manipuleren van vleermuizen gebeurt best met stevige handschoenen
  • Mensen die op regelmatige basis met vleermuizen in contact (kunnen) komen, zoals boswachters, medewerkers van VOC’s of vleermuisonderzoekers, laten zich best tegen rabiës vaccineren. Ook na een beet is een spoedvaccinatie nog mogelijk.
  • Werd u gebeten door een verdacht dier, was de wonde dan 15 minuten lang met water en zeep (het virus is heel gevoelig voor detergenten), ontsmet de beet grondig en contacteer zo snel mogelijk een arts. Contacteer uw huisarts ook wanneer u in contact kwam met speeksel van een vleermuis. De arts kan verder contact opnemen met:
    • Het Instituut voor Tropische Geneeskunde, voor de medische opvolging na blootstelling aan een verdacht dier (rabiësprofylaxis)
    • De onderzoeksinstelling Sciensano, die via laboratoriumanalyses de diagnose van rabiës kan stellen
  • Werd uw hond of kat gebeten door een vleermuis, raadpleeg dan snel een dierenarts om een gepaste be-handeling te vragen. De overdracht van atypische rabiës op huisdieren door een beet van een besmette vleermuis is gelukkig relatief zeldzaam.

Rabiës is opgenomen in de passieve monitoring van vleermuizen.
 

Klassieke varkenspest

Klassieke varkenspest of varkenscholera is een virusziekte die voorkomt bij varkens. Ook everzwijnen die in het wild leven, kunnen geïnfecteerd worden. De ziekte is erg besmettelijk en kent vaak een dodelijke afloop. Een specifieke behandeling bestaat voorlopig niet. Varkenspest is niet gevaarlijk voor mensen, maar heeft het potentieel om de professionele varkenshouderij zwaar aan te tasten. De ziekte verspreidt zich:
  • Via de baarmoeder (van zeug op big)
  • Door rechtstreeks contact met een ziek dier
  • Door onrechtstreeks contact met een ziek dier (bijvoorbeeld via mensen of via besmette schoenen, kleren, materialen of voertuigen)
  • Door het eten van onvoldoende verhit voedselafval
     
Het virus is aanwezig in het bloed, de weefsels, de urine, de uitwerpselen en alle uitscheidingen van zieke dieren. Het is heel besmettelijk en blijft lange tijd in de weefsels aanwezig.  Preventieve maatregelen
Klassieke varkenspest komt momenteel niet voor in België. Daarom moeten er geen specifieke preventiemaatregelen genomen worden. Wie in contact komt (of kan komen) met wilde everzwijnen, volgt wel best de standaard aangeraden sanitaire voorzorgsmaatregelen:
  • Draag vloeistofdichte (wegwerp)handschoenen met lange mouwen
  • Eet of drink niet tijdens het ontweien of manipuleren van kadavers
  • Laat bij het ontweien van geschoten everzwijnen in het veld de ingewanden NIET achter in de natuur. Neem de ingewanden mee naar een wildverwerkingsinrichting of laat ze ophalen door een bevoegd destructiebedrijf
  • Was uw handen met zeep, water en eventueel extra ontsmettingsmiddel na de werkzaamheden
  • Was uw handen opnieuw voor het eten
     
Meer weten over klassieke varkenspest? Raadpleeg de website van het FAVV
 

Mezenziekte door Suttonella ornithocola

Mezenziekte is een bacteriële aandoening bij mezen die naar alle waarschijnlijkheid wordt veroorzaakt door de bacterie Suttonella ornithocola. Die ziekteverwekker werd in 1996 ontdekt bij vogels in Engeland en Wales. Zieke pimpelmezen en andere mezen zitten bol en zijn suf, mager en uitgeput. Ze hebben vaak ademhalingsproblemen en verliezen hun schuwheid. Ook een vuile snavel kan een symptoom zijn. Mezenziekte veroorzaakt vaak longontstekingen en kan uiteindelijk dodelijk zijn. De bacterie is niet gevaarlijk voor de mens.

Mezenziekte opsporen
Mezenziekte komt sinds het voorjaar van 2020 voor in het westen van Duitsland en in Nederland. Duizenden pimpelmezen lieten daarbij het leven, vooral de kleinere meessoorten zoals de pimpelmees. In Vlaanderen zijn nog geen besmettingen gemeld, maar waakzaamheid is geboden. Zodra de ziekteverwekker in Vlaanderen opduikt, zal Natuur en Bos de toestand opvolgen. De vogelopvangcentra voor wilde dieren staan paraat om zieke mezen op te vangen. Om eventuele besmettingen snel op te sporen vragen we om uw medewerking.
  • Vindt u een verzwakte mees in uw tuin of omgeving, stop ze dan in een kartonnen doos en contacteer het dichtstbijzijnde opvangcentrum voor vogels en wilde dieren. Een medewerker zal u deskundig verder helpen. Was grondig uw handen nadat u een ziek dier hebt vastgenomen.
     
Besmetting met Suttonella ornithocola voorkomen
Omdat mezenziekte een infectieziekte is, is het belangrijk om te voorkomen dat vogels elkaar besmetten. Besmettingen via rechtstreeks contact zijn moeilijk te voorkomen, maar indirecte besmettingen – via een voederplek of drinkplek – zijn wél te vermijden.
  • Merkt u vogelsterfte op in uw tuin, haal dan de voederbakjes en/of drinkbakjes weg gedurende een tweetal weken. Ontsmet de bakjes grondig voor u ze terugzet. Dat kunt u doen met een huishoudontsmettingsmiddel zoals bijvoorbeeld een verdunde huishoudbleekwater oplossing (5% natriumhypochloride), of een ander desinfectiemiddel. Vergeet niet om het ontsmettingsmiddel weer af te spoelen met water en goed te laten drogen.
  • Ook als u geen vogelsterfte opmerkt, kunt u de vogels in uw tuin best niet voederen. Zo kunnen voederplaatsen geen besmettingshaarden worden. In Vlaanderen is bijvoederen vrijwel nooit nodig. Alleen bij langdurige vrieskou kunt u wat voeding buiten leggen. 
  • Wilt u toch vogels naar uw tuin lokken, maak voedertafels en vogelbaden dan elke dag grondig schoon, zoals hierboven vermeld wordt. Verplaats uw voedertafel regelmatig zodat eventuele ziekteverwekkers zich niet onder de tafel kunnen ophopen.
     

Myxomatose

Myxomatose is een ernstige konijnenziekte. Ze wordt verspreid door onderling contact tussen konijnen en door andere dragers, zoals muggen en konijnenvlooien. De ziekte is in de loop der jaren minder ernstig geworden, maar kent toch nog vaak een dodelijke afloop. Konijnenfokkers en -bezitters kunnen hun dieren laten vaccineren. Als een dier eenmaal ziek is, is er geen behandeling meer mogelijk. Bij Natuur en Bos loopt momenteel geen monitoring-programma voor myxomatose.
 

Ranavirose

Amfibieënpopulaties kennen wereldwijd een dramatische terugval. De infectieziekten chytridiomycose en ranavirose spelen daarin een sleutelrol. Ranavirose wordt veroorzaakt door ranavirussen. De ziekte kan in principe alle inheemse amfibieën in Vlaanderen infecteren en kan onder bepaalde omstandigheden een uitgebreide sterfte veroorzaken. Dat gebeurt momenteel al in Nederland. 

Tekenencefalitis 

Tick-borne encephalitis (TBE) of tekenencefalitis is een hersenvliesontsteking die optreedt na een tekenbeet van een teek die besmet is met het Tick-borne encephalitisvirus (TBEV). Tick-borne encephalitis virus (TBEV) is een zoönotisch virus dat voorkomt in vele landen in Azië en Europa. Het virus wordt overgedragen door teken (meestal van het geslacht Ixodes) van dier op dier en ook van dier op mens. TBEV is een Flavivirus (zoals het gele koortsvirus en denguevirus).

Tekenencefalitis is een virale vorm van encefalitis. De meeste patiënten ondervinden griepachtige symptomen met een kleine kans op complicaties. In 10 procent van de gevallen is er sprake van hoge koorts, hoofdpijn, verlammingsverschijnselen en een ontsteking van het hersenvlies. 1 tot 2 procent van de patiënten overlijdt.

Het TBE-virus kan door teken in alle levensstadia worden overgebracht: teken-larven (0,5-1 mm), teken-nimfen (1-1,5 mm) en volwassen teken (3-10 mm). De overdracht van TBE gebeurt meteen na een tekenbeet en niet pas na enkele uren, zoals bij de ziekte van Lyme. Omdat het een virus betreft, is een behandeling niet mogelijk. Alleen symptomen zoals koorts kunnen worden aangepakt. Gelukkig bestaat er wel een goed werkend vaccin om ziekte te voorkomen. Dat vaccin is vrij verkrijgbaar bij de apotheek. Mensen die extra risico lopen op tekenbeten kunnen zich laten vaccineren bij de huisarts. 

Trichinellose (rondworm)

Trichinellose is een infectieziekte die wordt veroorzaakt door de rondworm Trichinella. Die rondworm kan voorkomen bij de meeste diersoorten en ook bij de mens. Een besmetting gebeurt door het eten van vlees dat larven van Trichinella bevat. Typische slachtoffers zijn everzwijnen, omdat ze alleseters zijn en gemakkelijk vlees van een besmet knaagdier binnenkrijgen. Mensen kunnen geïnfecteerd raken door het eten van besmet varkensvlees, paardenvlees of everzwijnenvlees dat niet voldoende verhit werd.

In de Europese Unie moeten alle varkens, paarden en everzwijnen die op de consumptiemarkt komen getest worden op Trichinella. Daardoor is trichinellose bij mensen vrijwel verdwenen. Bij dieren die in het wild leven, zoals everzwijnen en vossen, duikt de rondworm nog af en toe op. Natuur en Bos coördineert momenteel geen monitoringprogramma voor trichinellose.

Tuberculose

Tuberculose (tbc) is een ernstige besmettelijke bacteriële infectieziekte die zware ontstekingen veroorzaakt, meestal in de longen. Tuberculose komt onder meer voor bij koeien, geiten, schapen, varkens, vossen, hazen, honden en katten. Tuberculose kan worden overgedragen van besmette dieren op mensen. De ziekte werd ontdekt in 1882 en behoort vandaag nog altijd tot de tien meest voorkomende doodsoorzaken ter wereld. Tbc kan behandeld worden met een combinatie van verschillende antibiotica. 

Sinds 25 juni 2003 is België officieel vrij van tuberculose. Toch duiken er af en toe nieuwe haarden op. 

Natuur en Bos houdt de verspreiding van de ziekte in Vlaanderen in het oog.

Tularemie of hazenpest

Tularemie staat ook wel bekend als hazenpest of konijnenkoorts. De ziekte wordt veroorzaakt door de bacterie Francisella tularensis en kan overgedragen worden van dieren op mensen. Humane besmettingen zijn eerder zeldzaam, maar kunnen heel gevaarlijk zijn. Hazenpest veroorzaakt koorts, zwakte, hoofdpijn en pijn in spieren en gewrichten. Ook de ogen, de longen en het maag-darmstelsel kunnen aangetast worden. Typerend voor tularemie is een verzwering op de plaats waar de bacterie de huid is binnengedrongen. 

Er komen meer en meer signalen dat de bacterie Francisella tularensis circuleert onder de wilde fauna in verschillende regio’s in Vlaanderen. In Europa is de belangrijkste dierlijke bron van menselijke besmettingen met Francisella tularensis de Europese haas (Lepus europaeus), maar ook andere (kleine) zoogdieren en vogels kunnen een reservoir zijn voor de bacterie.

De mens kan besmet raken met deze bacterie via volgende besmettingsbronnen:
  • na direct contact met de huid van een besmet dier
  • via een insectenbeet (teken-, muggen- of vliegenbeet)
  • na direct contact met plantengewassen, grond, water of voedsel dat besmet is met de bacterie
  • door de inhalatie van besmette luchtdeeltjes
     
Menselijke gevallen van de ziekte zijn vrij zeldzaam, zeker in België. De laatste tijd is er echter melding van enkele humane besmettingsgevallen, dus waakzaamheid is geboden.

Om het risico op humane besmetting te verkleinen, zijn volgende voorzorgsmaatregelen aangewezen:
  • contacteer steeds een arts wanneer je na een tekenbeet ziek wordt en vermeld de tekenbeet;
  • vermijd insectenbeten door gebruik van insectenwerende huidproducten en dragen van goed gesloten kleding, controleer op steeds op tekenbeten en verwijder teken zorgvuldig;
  • draag altijd wegwerphandschoenen bij het aanraken van zieke of dode dieren en gooi deze na eenmalig gebruik weg. Was hierna uw handen met zeep en veel water en droog ze goed; 
  • zorg bij wondjes voor een goede wond-hygiëne door de wond zorgvuldig te desinfecteren en verbind schaaf- en snijwondjes;
  • hanteer karkassen van in het wild levende dieren steeds met handschoenen en draag een mondmasker om het inademen van zwevende druppeltjes lichaamsvloeistof van het dier te vermijden;
  • zorg voor een goede verhitting van wildbraad zodat het gaar is, eet geen rosé gebakken vlees (kerntemperatuur hoger dan 60 °C), het invriezen van dieren of vlees doodt de bacterie niet;
  • als na het ontweiden van hazen of konijnen de karkassen met water worden schoongespoten, is het aan te raden een mondkapje met FFP2 filter te gebruiken. Gewone mondkapjes houden de bacterie die tularemie veroorzaakt niet tegen. De fijne nevel die met het spuiten ontstaat, kan besmet zijn met de bacterie en kan worden ingeademd.
  • vermijd lichaamscontact met mogelijk besmet oppervlaktewater (rivieren, sloten, meren) en het drinken van ongezuiverd water;
  • neem algemene hygiënemaatregelen om het contact van eventueel besmette knaagdieren met waterbronnen en voedselbronnen te beperken.
     

Usutu

Het usutuvirus is een tropisch virus dat wordt overgedragen door muggen. Het veroorzaakt ziekte en sterfte bij merels en andere vogels die in het wild leven. Voor zoogdieren en mensen is het virus niet gevaarlijk. 
Natuur en Bos houdt de verspreiding van het usutuvirus in Vlaanderen in het oog.

Vogelgriep (aviaire influenza)

Vogelgriep of aviaire influenza (AI) is een virusziekte die alle soorten vogels kan besmetten. Sommige AI-virussen worden ook overgedragen op zoogdieren en mensen. Vogelgriep kan bij gedomesticeerde vogels epidemische uitbraken veroorzaken en heel veel sterfte en economische schade veroorzaken. De ziekte kan zich verspreiden door:
  • Invoer van besmette vogels
  • Invoer van besmette vogelproducten
  • Contact met besmet materiaal
  • Verspreiding via de lucht
  • Contact met in het wild levende vogels
     
Onder gunstige omstandigheden (bij lage temperaturen, omgeven door uitwerpselen of organisch materiaal) kunnen vogelgriepvirussen dagen tot weken in de omgeving overleven. 

Ziekte van Aujeszky (pseudorabiës)

De Ziekte van Aujeszky is een infectieziekte die vooral bij varkens voorkomt. Oorzaak is het suid herpesvirus type 1. Veel voorkomende symptomen zijn koorts, gebrek aan eetlust en ademhalingsproblemen. Oudere geïnfecteerde dieren kunnen een longontsteking ontwikkelen. Pseudorabiës is heel besmettelijk bij varkens en in het wild levende everzwijnen. Besmette varkens blijven hun hele leven drager van het virus en kunnen de ziekte dus verder verspreiden. De mens is niet gevoelig voor de Ziekte van Aujeszky. 

Ziekte van Lyme (borreliose)

De ziekte van Lyme is een infectieziekte die wordt overgedragen via tekenbeten. Alleen teken die besmet zijn met een Borrelia-bacterie zijn gevaarlijk. Het risico op besmetting stijgt naarmate de teek langer vastgezogen zit. 

Symptomen
Borreliose is soms moeilijk te herkennen omdat de symptomen erg uiteen lopen. De meest voorkomende klachten zijn een grote, rode vlek rond de beet en griepachtige verschijnselen. Als de ziekte niet tijdig wordt ontdekt en behandeld, kan ze in een later stadium leiden tot vermoeidheid, neurologische problemen, hartproblemen en artritis. Natuur en Bos voert in samenwerking met de Universiteit Gent en Universiteit Antwerpen onderzoek uit naar het voorkomen van de Borrelia spp. bij teken.

​​​​​​​Zwemmersjeuk (bilharziose)

Bilharziose of zwemmersjeuk wordt veroorzaakt door de larven van bepaalde platwormen in besmet zoet water. Wilde vogels die de platwormen meedragen, scheiden eitjes af in het water. Door zich aan waterslakken vast te hechten kunnen de eitjes zich ontwikkelen tot larven.

Besmetting
De meeste besmettingen met bilharziose gebeuren bij vogels. Mensen kunnen met de larven in contact komen tijdens het zwemmen of pootjebaden in zoet oppervlaktewater, vooral ’s ochtends en bij warm weer. Als de larfjes accidenteel de menselijke huid binnendringen, ontstaat een allergische ontstekingsreactie die beschreven wordt als cercariëndermatitis of swimmer’s itch. In de meeste gevallen sterven de cercariën in de huid. Heel af en toe migreren ze verder naar andere organen, waardoor schade aan de longen, de lever of de darmen kan optreden. Natuur en Bos coördineert momenteel geen monitoringprogramma voor bilharziose.
 
Toon op de webpagina enkel de aangeklikte paragraaf
0
Verberg introductie
0